Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/176

Deze pagina is gevalideerd

Opstaande om voor het ogenblik een einde te maken aan het onverkwikkelijke gesprek, voegde ik er nog bij:

„Je hoeft me daar nu niet dadelijk op te antwoorden; maar ik raad je wel aan de zaak eens ernstig te overwegen. Bij gelegenheid spreken we dan nader."

Ik was de kamer nog niet uit, toen haar antwoord me naklonk:

„Doe wat je goedvindt. Ik ben me bewust in de vervulling van mijn plicht nooit te kort te zijn geschoten en dat zal ik ook in de toekomst niet!"

De deur bonsde achter me dicht.

O, ik wist 't toen al; ze zou mij met plicht dienen, waar ik liefkozingen verlangde. Alle recht van klagen, anders dan tot me zelf, zou ze me ontnemen en ondanks mijn dreigen zou zij toch een blok aan mijn been wezen, in schijn voor mijn welzijn, inderdaad voor haar voldoening. Nog eens smakte ik een deur zo hevig in het slot, dat het ganse huis er van dreunde. Toen zonk ik met krampachtig gebalde vuisten op mijn canapé neer en vroeg me in mijn crispatie af, wat zou nu beter zijn: haar zó te sarren, te mishandelen desnoods, dat ze wel moest buigen, of me voor haar zogenaamde plichtsbetrachting blind te houden, mijn gang te gaan, alsof ze niet meer bestond en... desnoods mijn intrek te nemen bij Carolien?

Zeker het laatste... maar... zou ik ooit tot zulk een krasse maatregel durven overgaan?

 

Ondertussen kwam er niets van mijn tocht naar Utrecht om mijn effecten terug te halen. Van dag tot dag stelde ik 't uit, aldoor zoekend naar een deugdelijk argument zowel tegenover mijn schoonvader als tegenover Anna. Op mijn eenzame wandelingen viel 't me gemakkelijk genoeg een onderhoud te fantaseren, waarin ik eenvoudig verklaarde: mijn vermogen behoort mij; ik verlang 't voortaan zelf te administreren; wees dus zo goed en geef 't af. Toch deinsde ik terug voor de onverwachte wendingen, die het gesprek zou kunnen nemen. Strikt genomen hoefde ik geen woord meer te zeggen. Bloemen-

172