Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/186

Deze pagina is gevalideerd

ernstig en oprecht mijn best heb gedaan om tussen jou en je man een betere verstandhouding teweeg te brengen... Niet waar, dat weet je? Daar ben je van overtuigd?"

„Ja, dat weet ik."

„Maar als dit nu een onmogelijkheid blijkt te zijn?"

Hij zweeg, als wachtte hij een antwoord; maar Anna gaf hem er geen.

Nogmaals vlamde mijn lust hoog op om eensklaps te voorschijn te komen en hun nu mijn minachting eens te tonen, mijn oordeel eens in het gezicht te gooien. Maar vreemd genoeg—of was 't misschien niet zo vreemd in een cerebraal en harteloos wezen, zoals ik immers ben—mijn leuke nieuwsgierigheid om eens te zien, hoe dit alles wel af zou lopen, won 't nog van mijn verbittering, mijn verontwaardiging en mijn groeiende haat. Ik begreep zo goed, dat Anna een triomf genoot, gelijk zij er nooit een genoten had, terwijl de Kantere werd meegesleept door zijn heftige begeerte om zijn wil door te drijven en te zegevieren over elke hinderpaal. Nu wilde ik ook weten, wie van beiden ten slotte zou kunnen zeggen: mij is de overwinning gebleven.

Pas toen de Kantere herhaald had:

„Dat heb je toch zelf gezegd: het is een onmogelijkheid," begon Anna aarzelend:

„'t Is waar, dat ik niet veel voor Willems geluk vermag."

„Niets!"

„Goed; zeg niets... niets voor zijn geluk; maar... ik kan toch voor hem zorgen, niewaar? Mijn bijzijn houdt hem ten minste... enigszins... in toom. Ik weet nu, wat ik niet wist toen wij trouwden. Suze heeft me verteld... van Swamelen is daar achter gekomen... hoe hij geleefd heeft vóór zijn huwelijk... allertreurigst. Nu begrijp ik heel goed... o, ik bemoei me er niet mee... ik zal hem nooit iets verwijten... ik wil er zelfs niets van horen; maar... toch begrijp ik wel, dat zijn verkeerde neigingen hem weer dezelfde kant heen drijven..."

„Welnu, dan..."

„Neen, neen... er bestaat nu eenmaal een band tussen

182