Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/189

Deze pagina is gevalideerd

Had Anna wellicht nooit zo lief tot mij gesproken, omdat ik als een Medusa-kop haar gevoel deed verstenen?

Was hij misschien toch te goeder trouw en werd hij werkelijk meegesleept door een warme affectie?

Wie weet, flitste 't door mijn brein, of mensen, zo gemoedloos als ik, niet altoos de gewaarwording hebben, dat elke gevoelsuiting van anderen een aanstellerij of een overdrijving is. Ja, misschien acht iedereen zijn evenmens, die hij niet begrijpt en dus niet natuurlijk kan vinden, min of meer een acteur.—

Nu hoorde ik de Kantere zijn neus snuiten, als iemand, die tegen wil en dank heeft moeten schreien. Anna troostte hem niet met woorden; maar uit een flauw geritsel meende ik op te maken, dat zij van houding veranderde. Was ze nog dichter bij hem gaan zitten; had ze misschien zijn hand gevat, haar hoofd tot hem over gebogen, of had ze zich integendeel van hem verwijderd, omdat hij toch al in haar achting was gedaald, afgevallen van zijn voetstuk? Na een poos sprak hij weer, nagenoeg fluisterend:

„Het zij zoals je wilt. Ik buig me voor de adel van je hart, voor de hoogheid van je plichtbesef. je hebt misschien gelijk... maar... Ach neen... niets... 't is beter zó!—Dus... is 't nu uit... Voor altijd..? Neen, neen... die gedachte kan ik niet verdragen. Ik moet hopen... Ik wil niet zeggen waarop, ik wil 't niet uitspreken; maar... Een mens... Vergeef me toch, als ik je onwillens gegriefd heb... Ik dacht... ik wilde in alle geval niet... en... Ach... als 't dan toch moet gebeuren... wat zal ik...? O, je weet niet wat een afschuwelijk gevoel 't voor me is je zo... hoe zal ik 't noemen... zo eenzaam, zo onbeschermd achter te moeten laten! Maar... we mogen elkander toch wel schrijven, niet waar?"

Een snik was haar antwoord.

„Beloof me dan, dat je in je brieven me alles van je leven zult vertellen... alles... alles zonder uitzondering... goed en kwaad. Beloof je me dat?"

Niets verried me, wat ze daarop zeide.

185