Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/196

Deze pagina is gevalideerd

niet aan dat woord. Het is volmaakt juist! Jouw plichtsbesef mag vinden, dat de ontrouw van een vrouw pas begint op het ogenblik dat zij met een andere man wegloopt of... enfin, je begrijpt me. Er zijn mensen, die daar anders over denken en tot deze mensen behoor ik. Ik vind 't voldoende, dat je in je ziel van die andere man houdt en voor mij is 't... te veel, wanneer je bovendien je laat... zoenen!"

Een asgrauwe kleur verbreidde zich over haar gelaat; maar geen klank verliet haar lippen. Roerloos als een beeld zat zij tegenover me: de trillende oogleden neergeslagen, de over elkander wrijvende handen weggestoken onder de tafel in haar schoot. Ik meende, dat zij voor zich zelf de rol speelde van martelares en de gedachte, dat zij ook thans nog zelfverheerlijking kon vinden in haar gedrag, zweepte mijn razernij weer op.

„Zou je me ook willen zeggen, of ik soms lieg door te beweren, dat de Kantere en jij elkander gezoend hebben?"

Ik had die woorden uitgebruld; ze suisden weg in een doodse stilte.

„Ik eis een antwoord... versta je me?"

Geen geluid.

Nu schuimde mijn woede over. Met een nieuw Godver... schoot ik in de hoogte, smeet mijn servet neer en sprong op haar toe, de vuisten ballend en sissend tussen de opeengeklemde tanden.

„Antwoord!"

Maar ook zij was dadelijk opgesprongen en weer geheel de oude geworden. Met haar hoge, mooie gestalte, haar koude, strak lichtende ogen, haar minachtend opgetrokken neus, haar trots gesloten mond imponeerde ze me zodanig, dat ik onwillekeurig een pas terugweek.

Ik dorst haar niet aanraken; 't was duidelijk. Doch juist dit niet-durven op een ogenblik, dat ik al het gelijk aan mijn zijde waande, maakte me driftiger dan ooit, half waanzinnig van woede. Ik greep een fles en ware de meid niet wederom binnengekomen, wie weet wat er zou gebeurd zijn. Deze onverwachte tussenkomst bracht ons

192