Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/206

Deze pagina is gevalideerd

op mijn vijanden insloeg, om des noods me zelf te pletter te lopen tegen hun koppen en knuisten, zo welde voor een seconde de lust in me omhoog met voorovergebogen hoofd op die deur in te rennen, haar door te rammeien en met verbrijzelde schedel neer te vallen in de gang van het huis. Maar gelijk in de zee plotseling een diepte gaapt, waar zoëven nog een golf omhoog stond, zo verving een grondeloze angst eensklaps mijn waanzinnige razernij!

Die meneer, die kerel zou naar beneden komen!

Ik holde de straat uit en liep... en liep, tot ik het andere uiteinde van de stad bereikt had.

Daar ging ik een smerig kroegje binnen.

Wat ik er zocht? Vrouwen om uit te schelden en te mishandelen; gemene sletten, die ik voor geld, veel geld desnoods, zou mogen knijpen, krabben, ranselen, trappen!

Had ik ze maar gevonden! Ik vergiste me echter in de aard van het huis.

Toen sloeg ik ettelijke glazen slechte jenever naar binnen, liep wederom de straten in en doolde een tijd lang rond, zonder meer te weten waarom, zonder meer te beseffen waarheen.

Ik dacht alleen nog bij vlagen en tussen die vlagen in lagen zwarte afgronden van volslagen wezenloosheid.

In zo'n vlaag van helderheid nam ik me voor in 't geheel niet meer naar Anna terug te keren. Morgen zou ik naar Utrecht gaan, mijn papieren halen en dan met Carolien het land verlaten. Voor geld, voor al mijn geld zou ze wel tot alles bereid zijn en had ik haar maar eerst onder mensen, die ze niet verstond, kon ik als een Cerberus haar maar elk ogenblik bewaken, dan moest ze me immers wel gehoorzamen en toelachen en zoenen en liefhebben!

Scherper dan ooit voelde ik 't dat wellust alleen me niet meer voldoen kon. Mijn ziel snakte naar liefde, naar tederheid; mijn lichaam hunkerde naar aanhalige liefkozerij en omdat Carolien me dat alles geven kon, als ze maar wilde en als ik haar maar voor mij alleen had, daarom moest ik weg, weg met haar, zover mogelijk weg! De wereld zou schande over me roepen. O, ja; maar wat

202