Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/217

Deze pagina is gevalideerd

dempte de angst dit geluid. Er moest gehandeld worden.

„Loop terstond naar de dokter. Je weet: Herengracht. Zeg, dat hij ogenblikkelijk moet komen... ogenblikkelijk, hoor!"

De ene meid ging; maar nu daagde de andere weer op. Ik begreep, dat het gevaarlijk kon zijn werkeloos te blijven.

„Haal me melk."

Ik bleef alleen met het lijk; maar dit kon ik niet uithouden. De ene huivering voor, de andere na rilde me over het lijf. Ik probeerde die starende blik te trotsen; maar op eens was 't me, of ze bewoog. Toen liep ik de kamer uit, wachtte op het portaal de meid af en keerde met haar naar het bed terug.

Het spreekt van zelf, dat het niet mogelijk was de verlamde keel te doen slikken. De melk liep terstond terug, gelijk vannacht het laatste beetje chloraal. Als om me te rechtvaardigen weidde ik uit over mijn vermoeden, dat Anna te veel medicijn genomen en zich dus vergiftigd had.

De meid jammerde verschrikkelijk; wat ze gezegd heeft weet ik niet meer; klagend en prevelend bleven we beiden ronddrentelen, tot de dokter in de deuropening verscheen. Zo gejaagd mogelijk riep ik: „daar, daar," wees hem naar het bed en ging toen bij het venster staan wachten. Kijken dorst ik niet. Om me een houding te geven drukte ik het gelaat in mijn zakdoek en die zakdoek tegen de ruit aan.

In doodsangst luisterde ik toe.

Eerst hoorde ik maar heel flauwe, onbegrijpelijke geluiden, toen het kraken van laarzen, zuchten en keelschrapend kuchen, daarna het opnemen en weer neerzetten van de flesjes, en eindelijk, na een eindeloze spanning, naderende, doffe stappen.

Nu klopte hij mij op de schouder.

„Meneer Termeer, wat is hier gebeurd? Hoe is dat zo gekomen?"

Zijn zware stem klonk meer inquisitoriaal dan ontsteld.

213