Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/219

Deze pagina is gevalideerd

„Dokter... ik wil... ik mag in deze omstandigheden niets voor u verheimelijken; maar... aan de andere kant hoeft u me geen overbodige vragen te doen, niewaar?... U heeft gezien, dat we twee slaapkamers hadden... Na de dood van ons kind heeft mijn vrouw mijn bed uit haar kamer laten verwijderen. Ik heb haar nooit willen vragen, wat daar de reden van was. Misschien is dat verkeerd geweest. 't Is mogelijk; maar ik dacht en... ik denk nog, dat het geluk van een kind te bezitten in haar ogen niet opwoog tegen de vreselijkheid van er een te moeten verliezen. U weet niet, hoe ze zich dát heeft aangetrokken. Voor een tweede keer zou ze zich daar tot geen prijs aan blootgesteld hebben... maar... u begrijpt... daar was 't gevolg van, dat ik haar in de laatste maanden alleen heb gezien tussen 's morgens acht en 's avonds half elf."

„Leefde u dan samen... op... zo'n kwade voet?"

Ik deed mijn best een verbitterde toon aan te slaan.

„Ach, dokter... er zijn verhoudingen, die niet vallen onder zo'n algemene naam. Ik geloof niet, dat Anna 't kwaad met me meende... Ik meende 't evenmin kwaad met haar... al heb ik sedert lang ingezien, dat het me toch onmogelijk was iets voor haar te doen; maar..."

Plotseling bevreesd, dat hij al wat van de meiden had gehoord omtrent heftige woordenwisselingen, gooien met een stoel enz. durfde ik niet verder te gaan en nu vroeg hij:

„Dus... u gelooft, dat het verdriet over de dood van het kind haar in de laatste tijd aan het tobben heeft gebracht, dat zij dientengevolge aan slapeloosheid is gaan lijden en dat ze tegen die slapeloosheid chloraal heeft ingenomen."

„Dat moet ik immers wel geloven; maar u moet niet denken, dat ik van iets zekerheid heb! Anna was van een geslotenheid, die op zijn zachtst uitgedrukt, heel grievend voor me was."

„'t Is wel vreemd, dat niemand haar eens geraden heeft een minder gevaarlijk middel te proberen. Er bestaan toch onschuldiger slaapmiddelen. U weet dus ook niet, wie haar de chloraal heeft voorgeschreven?"

Ik knikte ontkennend.

215