Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/225

Deze pagina is gevalideerd

gestadig mijn duister brein als vuurpijlen doorflitsten.

De van Swamelens kwamen natuurlijk nog vóór de oude lui: aan hen moest ik dus mijn verhaal doen.

Zij stelden een reeks van vragen; maar toonden toch meer verbazing en nieuwsgierigheid dan verdriet en deelneming. Voor mij stond het dadelijk vast, dat zij opgelucht waren en dit verwonderde me in 't minst niet. De twee zusters konden 't samen vrij wel vinden, ofschoon zij nooit erg intiem waren geweest. Ik echter de man van Anna, de bobbekop, die rare kerel, met wie je niet wist hoe je 't had, met wie niemand overweg kon... ik was het struikelblok. Wees gerust, dacht ik, we zullen elkaar gauw genoeg uit het oog verliezen! Maar toen kwamen Anna's ouders! Mijn zwager had ze van de trein gehaald en dus al ingelicht. Ik hoefde niets te vertellen.

Och, wat moet het lijden van een mens intens zijn, als hij zich niet meer ontziet zulke belachelijke grimassen te maken! Nog nooit had ik zo iets afzichtelijks en bespottelijks gezien. Beiden waren dermate buitenwesten van smart, dat ik niet begrijp, hoe ze nog in staat zijn geweest hun huis te verlaten en de reis naar den Haag te volbrengen. De oude heer was nagenoeg blind van het huilen; in het eerste half uur brachten zijn bevende lippen geen enkel verstaanbaar geluid te voorschijn. Mama gedroeg zich kalmer; maar was toch ook zodanig overstelpt door tranen en zo helendal weggezonken in haar smart, dat zij niet hoorde, wat tot haar gezegd werd. Ze begonnen met mij om de hals te vallen en onder die dubbele uitbarsting van snikken, tranen, onsamenhangende woorden en pijnlijke kreten wist ik niet wat te doen, noch hoe me aan te stellen. Alles, vooral die natte aanrakingen van behuilde wangen en vochtige lippen, deed me zo raar, zo terugstotend aan, dat mijn beetje half waar, half me-zelf-opgedrongen medelijden al gauw verdoofde. Gelukkig merkten de oude mensen er niets van. Ze jammerden maar door, maar door en werden niet anders gewaar dan het wegzijn van hun dochter. Mama huilde stil; vader moest er bij spreken:

221