Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/25

Deze pagina is gevalideerd

naamheden veranderd hebben in een walgelijk moeras. De kracht, waarmee ik de zogenaamd deugdzame, normale, maatschappelijke goede mensen heb benijd, bewijst genoegzaam voor de oprechtheid, waarmee ik gewenst heb een van de hunnen te mogen wezen. Nu deze wens niet vervuld is geworden, omdat zijn vervulling onmogelijk was; nu ik noch de geoorloofde smarten heb geleden, noch de geoorloofde genoegens heb gesmaakt, nu vraag ik, waarom 't mij niet vergund zou geweest zijn naast mijn eigen ellende te kennen mijn eigen genot?

Mij verbaast het niet meer, dat de maatschappelijke samenleving uit zelfbehoud wezens, zoals ik er een ben, brandmerkt en bij de eerste geschikte gelegenheid opsluit of onder curatele plaatst; maar moet een ander zich er dan wél over verbazen, dat ik berouw gevoel over elk beetje ontsnapte bevrediging, beslopen met de vreesachtigheid van een gejaagd roofdier?

Het ware uw plicht geweest u zelf te verbeteren, smaak in edeler genietingen te leren krijgen.

Heb ik 't dan niet gewild, niet vruchteloos beproefd?

Temmen door dwang, d.i. mishandelen door overmacht laat zich menig dier; maar eerst door een overerving van vele geslachten kunnen oude lusten afsterven en nieuwe er voor in de plaats treden.

Of Mina insgelijks teleurgesteld is geweest?

Ik geloofde destijds nog, dat iedere vrouw gerespecteerd wil worden en zeker is 't, dat zij nooit iets liet blijken, terwijl onze platonische liefde—na het vertrek van de Indische jongen, die het klimaat niet kon verdragen—een chronisch karakter aannam. Behalve op de tekenlessen ontmoetten wij elkander dikwijls op straat. Waarschijnlijk spraken we dan over liefde; maar ofschoon ik er nog wel eens in slaag haar beeltenis in mijn geheugen terug te roepen en flauw weer de aandoeningen te gevoelen, die zij toen in me opwekte, kan ik me onmogelijk herinneren, wat we samen behandelden. Het geheel innerlijke leven, dat mijn aandacht meer en meer van de buitenwereld afleidde, was toen reeds bij me aangevangen.

21