Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/34

Deze pagina is gevalideerd

gevolg op een goede dag als lid van de gemeenteraad. In laatstgenoemd college sloeg hij een nog al hoge toon aan; maar het duurde niet lang, of hij moest weer zijn ontslag nemen en voor zijn gezondheid gaan leven. Zijn zenuwen waren van streek en van die tijd af trok hij nu eens naar Zwitserland om een luchtkuur te doen, dan naar een zeebad om zich in het zilte nat te dompelen, dan weer naar een specialiteit in het oplappen van ondermijnde gestellen. Niets baatte.

Hij werd hoe langer hoe prikkelbaarder en sprak hoe langer hoe minder. Ik geloof niet, dat hij zijn enige zoon ooit een vriendelijk of zelfs belangstellend woord heeft toegevoegd. Integendeel liet hij altijd duidelijk genoeg merken, dat mijn tegenwoordigheid hem bijzonder hinderlijk was. Of ik sprak te luid, òf hij kon mijn aanhoudend stilzwijgen niet verdragen, terwijl mijn kleine verkeerde gewoonten, als op mijn nagels te bijten of nodeloos kuchen hem soms vloekend deden opstuiven. En nooit liet mijn moeder dan na, op minachtende toon, aan het standje een voorspelling toe te voegen van al de onaangenaamheden, die ik mijn ouders nog op de hals zou halen en al de ellenden, die ik me zelf bereidde.

Kwam het op betalen aan, dan was de oude heer vrijgevig genoeg, zowel voor mijn lessen als voor mijn plezieren; maar dit was dan ook al, wat hij voor mijn opvoeding deed. Op zijn manier hield hij van zijn zoon; maar wat is dat houden-van waard, wanneer iemand versleten, op is? Kan ik nog van iemand houden?

Van mijn moeder ondervond ik weinig meer hartelijkheid. Zolang ik nog het aardige popje was, dat mooi werd opgedirkt en waarmee ze pronken kon, had ze druk met me gespeeld; maar toen ik in mijn ontwikkeling stug, eenzelvig, lelijk werd en haar nooit meer een gelegenheid verschafte om een beetje met me te bluffen, nam haar onverschilligheid met de dag toe. IJdelheid was haar enige sterk-sprekende karaktertrek. Om die reeds half teleurgestelde ijdelheid nog te kunnen bevredigen had zij mijn vader aangenomen; maar zijn ziekelijkheid, die haar weer

30