Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/52

Deze pagina is gevalideerd

weer terug was. Zij keek me aan en ik verbeeldde me argwaan te lezen in de sluwe, diepliggende oogjes.

Nadat we afgerekend hadden, vroeg de dochter tot welke nationaliteit ik behoorde.

„Hollander, juffrouw."

Het antwoord scheen haar te bevallen.

„In Holland zijn immers bijzonder veel millionairs?"

„Er zit nog al geld in ons land; maar dat geld is eer in een groot aantal middelmatige fortuinen verdeeld, dan wel opgehoopt in enkele handen."

Een ogenblik keek zij me uitvorsend en nadenkend aan. Toen trilden haar dunne lippen spotachtig en zeide ze leukweg:

„Kent u geen millionair, die me zou willen trouwen?"

Het cynische van de vraag prikkelde me tot driestheid. Ik was dadelijk besloten, zelf—wel te verstaan tot aan het huwelijk—de rol van de millionair te vervulien.

„Zeker ken ik millionairs, die terstond bereid zouden zijn hun vermogen aan uw voeten te leggen. Met één ben ik zelfs zeer intiem bevriend; maar u wil toch de vrijheid van uw glorierijk kunstenaarsleven niet prijsgeven?"

Ik las in haar ogen, dat ze mijn zinspeling vatte; doch nu kwam de moeder weer tussenbeide.

„Ach, meneer, die vrijheid en het kunstenaarsleven zijn heel mooie dingen voor een sterke man; maar voor een delikaat meisje—mijn dochter is overigens wel gezond—hebben ze bitter weinig waarde. U is rijk... (hier wachtte ze even) en dus weet u niet, wat het zeggen wil voor je dagelijks brood te moeten zorgen. Ik verzeker u, dat al de glorie en het applaus en de loftuitingen in de couranten niet opwegen tegen de genoegelijke rust van een goede positie. Kunst is een mooi tijdverdrijf; maar als je er van moet leven..."

Een gebaar voltooide de zin en, als vertoonden ze samen een ingestudeerd toneel, viel het meisje in:

„U moet bedenken, dat ik niet voor artiste groot ben gebracht. Mijn vader was ook rijk en mijn moeder is een geboren barones."

48