Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/80

Deze pagina is gevalideerd

„Een lustig heer, hoor... ja, ja... altijd even uitgelaten, hè... ten minste in zijn goeie tijd. Naderhand... nu, ja; boontje komt om zijn loontje, hè... maar aardig... ja, ja... en succes bij de vrouwen... althans bij sommige."

„Ik geloof, dat jelui samen heel wat op je geweten hadden", merkte mevrouw aan, op een flauw schertsende toon, die niet vrij was van minachtende jaloezie.

Een schuin lachje speelde over het bol bleke gelaat tussen de brede mond met dunne lippen en de ijle, grijze bakkebaardjes. De kleine, door een spinneweb van plooitjes omstraalde ogen flikkerden guitig en manlief zou zeker een fraai partijtje herinneringen ten beste hebben gegeven, als zijn dochter niet in de kamer was geweest. Om der wille van het kind hield hij zich in en, nog een slokje nemend, sprak hij vergoelijkend:

„Ik verzoek je te geloven, dat mijn rol altijd die van toeschouwer is geweest."

Een haast onmerkbaar ophalen van de schouders was mevrouw Bloemendaels enig antwoord.

Maar al te dikwijls heeft Anna in latere dagen door een dergelijk zwijgend schouderschokken mij aan haar moeder doen denken en dan speet het me telkens in den beginne niet meer aandacht aan mijn toekomstige schoonmoeder te hebben gewijd. Wie weet, of ons huwelijk wel tot stand zou gekomen zijn, als ik in die meestal zwijgende, conventioneel preutse, laag-bij-de-grondse huismoeder bijtijds Anna's toekomst had ontwaard? Te onverschillig echter om mijn belangstelling niet te beperken tot de weinige mensen, van wie ik voor me zelf iets aangenaams verwachtte of onaangenaams vreesde, kwam 't niet in me op de bejaarde mevrouw Bloemendael veel oplettendheid waardig te keuren.

Ik herinner me haar altijd-even-strak, deftig geplooid gelaat met de scherp uitkijkende blauwe ogen noch mooi, noch lelijk te hebben gevonden en denk ik nog eens goed over haar na, dan geloof ik te mogen beweren, dat zij iemand was met aanleg voor mensenkennis, wie 't evenwel aan wetenschappelijke ontwikkeling en denkkracht

76