Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/98

Deze pagina is gevalideerd

keren tot mijn punt van uitgang, misschien ook wel met de onbewuste bedoeling om hem in de gelegenheid te stellen het engagement af te breken, eindigde ik met de frase: „Ik ben zoals ik ben! Bevalt u dat niet, zeg 't dan maar! Ik doe niet aan huichelarij!"

Alsof al, wat ik gezegd had, van mijn standpunt niet één doorlopende huichelarij was geweest!

Het gevolg van mijn uitbarsting was, dat de oude heer meende me diep gegriefd en miskend te hebben. Ootmoedig en erger stotterend dan ooit, vroeg hij om vergiffenis, begon te huilen, lachte door zijn tranen heen en verzekerde me ten slotte met een hartelijke handdruk en met een vloed van afgebroken zinnetjes, dat hij niets anders beoogde dan het geluk van zijn kind en van zijn ex-pupil, die hij immers eveneens als zijn kind beschouwde. Zeker moest ik me niet anders voordoen dan ik was. Als ik 't maar goed met Anna bedoelde; daarop kwam 't aan.—

Indien ik in staat ware geweest ook eens edel en diep te gevoelen, of zelfs maar „un bon mouvement" te hebben, zou ik hem dan op dit ogenblik niet om de hals zijn gevallen?

Ik voelde echter niemendal en 't werd me zelfs onbehaaglijk te moede, dat ik zo leuk het schouwspel kon gadeslaan, ja, ronduit gezegd de oude heer belachelijk kon vinden in zijn aandoening.

Ik weet niet hoeveel voorouders uitsluitend voor hun egoïst plezier moeten geleefd hebben, opdat een wezen als ik het levenslicht zou kunnen aanschouwen; maar wel weet ik, dat zij in alle gevalle beter hadden gedaan de soort niet lang genoeg voort te planten om er eindelijk een schepsel uit te laten voortkomen, dat zijn onuitroeibare ellendigheid zou beseffen en daardoor boeten voor allen te zamen.

Die hele dag was ik zo misnoegd en ontmoedigd, dat een reactie onmogelijk kon uitblijven. Deze kwam dan ook in de avond, toen een half uurtje muziek me het geloof aan... neen, de illusie van mijn beter ik terug had gegeven.

94