Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/70

Deze pagina is proefgelezen

dige toon verzoening met Parijs op de grondslag van de ondubbelzinnige erkenning van de republiek, het bevestigen der gemeentelijke vrijheden en het ontbinden van de Nationale Vergadering, wier mandaat was vervallen. Zij kwamen in zulk een massa binnen, dat Dufaure, Thiers minister van justitie, de staatsprokureurs in een circulaire van 23 April beval, de „kreet om verzoening” als misdaad te behandelen! Met het oog evenwel op het hopeloze vooruitzicht, dat zijn kampagne hem bood, besloot Thiers, zijn taktiek te veranderen en schreef hij voor het gehele land gemeenteraads-verkiezingen tegen de 30ste April uit, op grond van de nieuwe gemeentewet, die hij de Nationale Vergadering had gedikteerd. Met de intrigues van zijn prefekten hier, met de vreesaanjaging van zijn politie dáár, verwachtte hij met het grootste vertrouwen, door de uitspraak der provincies aan de Nationale Vergadering de morele macht te geven, die zij nooit had bezeten, en van de provincies de materiële macht te verkrijgen, die hij nodig had om Parijs te overwinnen.

Reeds onmiddellijk in het begin had Thiers het nodig geoordeeld, zijn roversoorlog tegen Parijs, in zijn eigen bulletins verheerlijkt, en de pogingen van zijn ministers om in geheel Frankrijk een nieuw schrikbewind in te voeren, aan te vullen met een kleine verzoenings-komedie, die voor meer dan één doel moest dienen. Zij moest de provincies misleiden, de middelklasse te Parijs verleiden en vooral aan de zogenaamde republikeinen in de Nationale Vergadering de gelegenheid geven om hun verraad jegens Parijs achter hun geloof aan Thiers te verbergen. Op de 21ste Maart, toen hij nog geen leger bezat, had hij aan de Vergadering verklaard: „er mag gebeuren wat wil, maar ik zal geen leger naar Parijs sturen”. Op de 27ste Maart stond hij weer op: „Ik heb de republiek als voldongen feit aangetroffen, en ik ben vast besloten, haar in stand te houden”. In werkelijkheid onderdrukte hij in naam der republiek, de revolutie in Lyon en Marseille, terwijl in Versailles het noemen alleen van deze naam in het gebrul van zijn landjonkers verloren ging. Na deze heldendaad verzachte hij het voldongen feit tot een verondersteld feit. De prinsen van Orleans, die hij voorzichtig uit Bordeaux had laten vertrekken, konden thans, onder openlijke verkrachting van de wet in Dreux vrijelijk intrigeren. De koncessies, die Thiers bij zijn eindeloze bijeenkomsten met de afgevaardigden van Parijs en de provincies in uitzicht stelde, — hoe zeer zij ook voortdurend van toon en kleur wisselden, — kwamen tenslotte altijd hier op neer, dat zijn wraak zich waarschijnlijk tot het