Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/72

Deze pagina is proefgelezen

hanteren, en de straf zal onmiddellijk geschorst worden door een vredesdaad, die slechts het kleine aantal misdadigers uitsluit”. Op de heftige onderbrekingen der landjonkers antwoordde hij: „Zegt gij mij, mijne heren, — ik verzoek het u uiterst dringend, — heb ik ongelijk? Spijt het u werkelijk, dat ik de waarheid kon zeggen, dat er slechts een handjevol misdadigers is? Is het niet een geluk te midden van al ons ongeluk, dat de mensen, die in staat waren om het bloed van Clément Thomas en generaal Lecomte te vergieten, slechts zeldzame uitzonderingen zijn?”

Maar Frankrijk bleef doof voor de redevoeringen van Thiers, waarin hij zich vleide, een parlementaire sirenen-zang te hebben geleverd. Uit al de 700.000 gemeenteraadsleden, gekozen in de 35.000, nog aan Frankrijk gebleven gemeenten, konden de verenigde legitimisten. Orleanisten en Bonapartisten er slechts 8000 bezetten. De daarop volgende herstemmingen en aanvullende verkiezingen vielen nog vijandiger uit. In plaats dat de Nationale Vergadering uit de provincies de zo zeer benodigde materiële macht ontving, verloor ze zelfs de laatste aanspraak op morele macht: n.l. de uitdrukking te zijn van het algemeen kiesrecht in Frankrijk. En om de nederlaag te voltooien, bedreigden de nieuw gekozen gemeenteraadsleden van alle Franse steden de usurpatoren-vergadering in Versailles met een tegenvergadering in Bordeaux.

Daarmee was het lang verwachte ogenblik voor het beslissende optreden voor Bismarck gekomen. Op heerserstoon gaf hij Thiers bevel, onverwijld gevolmachtigden voor het definitieve sluiten van de vrede naar Frankfort te zenden. In deemoedige gehoorzaamheid aan de roep van zijn heer en meester, haastte zich Thiers, zijn beproefden Jules Favre, gesteund door Pouyer-Quertier, te zenden. PouyerQuertier, een „vooraanstaand” katoenspinner uit Rouaan, een vurig en zelfs slaafs aanhanger van het tweede keizerrijk, had daaraan nooit iets verkeerds ontdekt, behalve het handelsverdrag met Engeland, dat zijn eigen fabrikanten-belang benadeelde. Nauwelijks te Bordeaux tot minister van financiën van Thiers benoemd, klaagde hij ook reeds dit „onheilige” verdrag aan, gaf te verstaan, dat het spoedig afgeschaft zou worden, en had zelfs de onbeschaamdheid, zij het ook tevergeefs (daar hij zijn rekening buiten Bismarck had gemaakt), een poging te wagen om de oude beschermende rechten tegen de Elzas onmiddellijk weer in te voeren, omdat daartegen, naar hij zeide, geen nog geldige internationale verdragen in de weg stonden. — Deze man, die de