Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/75

Deze pagina is proefgelezen

den; dezelfde onverschilligheid bij het neersabelen van volkomen buiten de strijd staande mensen. Slechts dit ene onderscheid is er, dat de Romeinen nog geen mitrailleurs hadden om de vogelvrij verklaarden bij hopen te gelijk neer te leggen, en dat zij niet „in hun handen de wet” droegen, noch op hun lippen de kreet der „beschaving”.

En nu, na deze schanddaden, de andere, nog weerzinwekkender kant dezer bourgeois-beschaving, door haar eigen pers beschreven!

„Terwijl”,— schrijft de Parijse korrespondent van een Londens Tory-blad, — „terwijl in de verte nog enige schoten weerklinken en onverzorgde gewonden tussen de grafstenen van Père la Chaise liggen te sterven, — terwijl 6000 verschrikte opstandelingen in de doodstrijd der wanhoop in de doolhof der katakomben zijn verdwaald, en men nog ongelukkigen door de straten ziet drijven om in troepen door de mitrailleurs te worden neergeschoten, — is het ergerlijk, de café's gevuld te zien met absynth-drinkers, billard- en domino-spelers; te zien, hoe vrouwelijke verworpenheid langs de boulevards loopt te pronken, en te horen, hoe het luide geschreeuw der zwelgerij uit de gesloten kamertjes der deftige restaurants de nachtrust stoort”.

De heer Eduard Hervé schrijft in het „Journal de Paris”, een door de Kommune onderdrukt Versaillaans dagblad:

„De manier, waarop de Parijse bevolking (!) gisteren haar bevrediging aan de dag legde, was inderdaad meer dan lichtzinnig, en wij vrezen, dat het mettertijd erger zal worden. Parijs ziet er thans feestelijk uit, hetgeen zeker niet te pas komt, en als we niet „de Parijzenaars van het verval” genoemd willen worden, moet daar een einde aan worden gemaakt.”

En dan citeert hij de plaats van Tacitus: —

„En toch, de morgen na die vreeselijke strijd, en zelfs vóór hij geheel was uitgevochten, begon Rome, verlaagd en verdorven, opnieuw zich te wentelen in die poel van wellust, die zijn lichaam vernielde en zijn ziel bevlekte: — alibi proelia et vulnera, alibi balnea popinaeque (hier gevechten en wonden, daar baden en restaurants)”.

De heer Hervé vergeet alleen, dat de „Parijse bevolking”, waarvan hij spreekt, slechts de bevolking van het Parijs van Thiers is, de franc-fileurs, die in drommen uit Versailles, Saint-Denis, Rueil en Saint-Germain terugkeren, — inderdaad het „Parijs van het verval”.

In elk van haar bloedige triomfen op de, zich zelf offerende voor vechters ener nieuwe en betere maatschappij, overstemt deze, op de knechtschap van de arbeid gegrondveste, verachtelijke beschaving het gehuil van haar slachtoffers door een ophitsend lasterlijk geschreeuw, dat door een wereldwijde echo wordt weerkaatst. Het vrolijke arbeiders-Parijs der Kommune verandert plotseling, onder de handen van