Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/78

Deze pagina is proefgelezen

De bourgeoisie en haar leger hadden in Juni 1848 een sedert lang het uit de oorlogvoering verdwenen gebruik weer ingevoerd: — doodschieten van haar weerloze gevangenen. Dit brute gebruik is sinds die tijd in meerdere of in mindere mate toegepast bij iedere onderdrukking van een volksopstand in Europa en Indië, waarmee bewezen is, dat het een werkelijke „vooruitgang der beschaving” was! Aan de andere kant hadden de Pruisen in Frankrijk weer de gewoonte ingevoerd, gijzelaars te nemen, — onschuldige mensen, die met hun leven borg stonden voor de daden van anderen. Toen Thiers, zoals wij zagen, reeds bij het begin van de strijd het menselijke gebruik van het doodschieten der kommunalistische gevangenen van kracht maakte, bleef voor de Kommune niets over, dan, ter bescherming van het leven dezer gevangenen, tot de Pruisische gewoonte haar toevlucht te nemen en gijzelaars te nemen. Het leven der gijzelaars was dubbel en dwars verbeurd door het aanhoudend neerschieten van gevangenen door de Versaillanen. Hoe had men hen nog langer kunnen sparen na het bloedbad, waarmee MacMahon's pretorianen hun intocht in Parijs vierden? Moest ook het laatste tegenwicht tegen de niets ontziende woestheid der bourgeois-regeringen — het nemen van gijzelaars — tot louter spotternij worden? De werkelijke moordenaar van den aartsbisschop Darboy is Thiers. De Kommune had steeds en steeds weer aangeboden, den aartsbisschop en een heel stel papen op de koop toe, tegen den enkelen Blanqui, die door Thiers werd vastgehouden, uit te wisselen. Thiers weigerde hardnekkig. Hij wist, dat hij met Blanqui aan de Kommune een hoofd zou geven, terwijl de aartsbisschop zijn doel het best zou dienen als...... lijk. Thiers volgde in dit opzicht Cavaignac na. Welk een geschreeuw van ontzetting hieven niet in Juni 1848 Cavaignac en zijn mannen der orde aan, toen zij de opstandelingen als moordenaars van den aartsbisschop Affre brandmerkten! En toch wisten zij heel goed, dat de aartsbisschop door de soldaten der orde was doodgeschoten. Jacquemet, de vicaris-generaal van den aartsbisschop, had bij hem onmiddellijk na de daad een daartoe strekkend getuigenis ingediend.

Dit hele koor van laster, dat de partij der orde bij haar bloedfeesten nooit tegen haar slachtoffers verzuimt aan te heffen, bewijst alleen, dat de huidige bourgeoisie zich beschouwt als de rechtmatige opvolgster van den gewezen feodalen heer, die elk wapen in zijn hand tegenover den plebejer geoorloofd achtte, terwijl welk wapen