ook ik zal het tegengaan waar ik kan. Maar als noch gy noch de Adhipatti noch ik het wisten…
Hoofden van Lebak! Wie toch zal dan recht doen in Bantan-Kidoel?
Hoort naar my, als ik u zeggen zal hoe er dan recht zal gedaan worden.
Er komt een tyd dat onze vrouwen en kinderen schreien zullen by het gereedmaken van ons doodkleed, en de voorbyganger zal zeggen: «daar is een mensch gestorven.» Dan zal wie aankomt in de dorpen, tyding brengen van den dood desgenen die gestorven is, en wie hem herbergt zal vragen: «wie was de man die gestorven is?» En men zal zeggen:
«Hy was goed en rechtvaardig. Hy sprak recht en verstootte den klager niet van zyn deur. Hy hoorde geduldig aan, wie tot hem kwam, en gaf weder wat ontnomen was. En wie den ploeg niet dryven kon door den grond omdat de buffel uit den stal was gehaald, hielp hy zoeken naar den buffel. En waar de dochter was geroofd uit het huis der moeder, zocht hy den dief en bracht de dochter weder. En waar men gearbeid had onthield hy het loon niet, en hy ontnam de vruchten niet aan wie den boom geplant hadden. Hy kleedde zich niet met het kleed dat anderen dekken moest, noch voedde zich met voedsel dat den arme behoorde.»
Dan zal men zeggen in de dorpen: «Allah is groot, Allah heeft hem tot zich genomen. Zyn wil geschiedde…er is een goed mensch gestorven.»
Doch andermaal zal de voorbyganger stilstaan voor een huis, en vragen, «wat is dit, dat de gamlang zwygt, en het gezang der meisjes?» En wederom zal men zeggen: «er is een man gestorven.»
En wie rondreist in de dorpen, zal ’s avends zitten by zyn gastheer, en om hem heen de zonen en dochteren van het huis, en de kinderen van wie het dorp bewonen, en hy zal zeggen:
«Daar stierf een man die beloofde rechtvaardig te zyn, en hy verkocht het recht aan wie hem geld gaf. Hy mestte zyn akker met het zweet van den arbeider dien hy had afgeroepen