Nadat de Adhipatti vertrokken was, zei Verbrugge, die veel hield van de staatsbladen:
— Maar, m’nheer Havelaar, dat mag niet! De verantwoording van den kollekteur is nog altyd te Serang in onderzoek…als nu eens daaraan iets ontbreekt?
— Dan leg ik ’t er by, zei Havelaar.
Verbrugge begreep maar niet waaruit deze groote inschikkelykheid voor den belasting-kollekteur geboren werd. De klerk kwam weldra met eenig geschryf terug. Havelaar teekende, en zei dat men spoed moest maken met die uitbetaling.
— Verbrugge, ik zal je zeggen waarom ik dit doe! De Regent heeft geen duit in huis: zyn schryver heeft het my gezegd, en bovendien…dat brusque vragen! De zaak is duidelyk. Hyzelf heeft dat geld noodig, en de kollekteur wil ’t hem voorschieten. Ik overtreed liever op eigen verantwoordelykheid een vorm, dan dat ik een man van zyn rang en jaren in verlegenheid laten zou. Bovendien, Verbrugge, er wordt in Lebak gruwelyk misbruik gemaakt van gezag. Dit moet je weten. Weet je ’t?
Verbrugge zweeg. Hy wist het. (68)
— Ik weet het, ging Havelaar voort, ik weet het! Is niet m’nheer Slotering gestorven in November? Welnu, den dag na zyn dood heeft de regent volk opgeroepen om zyn Sawahs te bewerken…zonder betaling! Ge hadt dit moeten weten, Verbrugge. Wist je ’t?
Dit wist Verbrugge niet.
— Als kontroleur hadt je ’t moeten weten! Ik weet het, ging Havelaar voort. Dáár liggen de maandstaten van de distrikten — en hy toonde ’t pak geschryf dat hy ontvangen had in de vergadering — zie, ik heb niets geopend. Daarin