in ’t oog viel door degelykheid van redeneering. Maar, och, hoe weinig heeft toch zoo-iets te beduiden, als men ’t vergelykt by een taal als van dominee Wawelaar! En niet uit eigen kracht — want ik ken Wawelaar, en houd hem voor iemand die waarlyk niet hoog vliegt — neen, door de kracht die van boven komt. Dit onderscheid bleek te duidelyker, omdat hy sommige punten aanroerde, die ook door Sjaalman behandeld waren, want ge hebt gezien dat er in zyn pak veel over Javanen en andere heidenen voorkwam. Frits zegt dat de Javanen geen heidenen zyn, maar ik noem ieder die een verkeerd geloof heeft, een heiden. Want ik houd me aan Jezus Christus, en dien gekruist, en dit zal elk fatsoenlyk lezer ook wel doen.
Zoowel omdat ik uit Wawelaars redevoering myn meening heb geput omtrent het ongeoorloofde der intrekking van de koffikultuur te Lebak, waarop ik straks zal terugkomen, als omdat ik als eerlyk man niet wil, dat de lezer volstrekt niets ontvange voor zyn geld, zal ik hier eenige brokstukken uit de preek meedeelen, die al byzonder treffend waren.
Hy had kortelyk Gods liefde uit de aangehaalde tekstwoorden bewezen, en was al zeer spoedig overgegaan tot het punt, waarop ’t hier eigenlyk aankwam, de bekeering namelyk van Javanen, Maleiers, en hoe al dat volk heeten moge. Ziehier wat hy daarvan zeide:
«Zóó, myn geliefden, was de heerlyke roeping van Israel — hy bedoelde het uitroeien der bewoners van Kanaän — en zóó is de roeping van Nederland! Neen, er zal niet gezegd worden dat het licht dat ons bestraalt, wordt weggezet onder de korenmaat, en niet ook dat wy gierig zyn in het meedeelen van het brood des eeuwigen levens! Slaat het oog op de eilanden des Indischen Oceaans, bewoond door millioenen en millioenen kinderen des verstooten zoons — en des te-recht verstooten zoons — van den edelen God gevalligen Noach! Dáár kruipen zy rond in de walgelyke slangenholen