kind dat, nauwelyks geboren, werd weggeslingerd van de borst der moeder, in den poel der eeuwige verdoemenis…
Toen viel er een juffrouw flauw…
«Maar, geliefden, ging dominee Wawelaar voort, God is een God van liefde! Hy wil niet dat de zondaar verloren ga, maar dat hy zalig worde met de genade, in Christus, door het geloof! En daarom is Nederland uitverkoren om van die rampzaligen te redden wat er van te redden is! Dáártoe heeft Hy in Zyn onnaspeurlyke Wysheid aan een land, klein van omvang, maar groot en sterk door de kennisse Gods, macht gegeven over de bewoners dier gewesten, opdat zy door het heilig nooit volprezen Evangelium worden gered van de straffen der helle! De schepen van Nederland bevaren de groote wateren, en brengen beschaving, godsdienst, Christendom, aan den verdoolden Javaan! Neen, ons gelukkig Nederland begeert niet voor zich alleen de zaligheid: wy willen die ook mededeelen aan de ongelukkige schepselen op verre stranden, die daar gebonden liggen in de kluisters van ongeloof, bygeloof en zedeloosheid! Het beschouwen van de plichten die ten-dezen op ons rusten, zal het zevende deel myner rede uitmaken.»
Want, wat voorafging was het zesde. Onder de plichten die wy ten-aanzien van die arme heidenen te vervullen hebben, werden genoemd:
- Het geven van ruime bydragen in geld aan de zendelingsvereeniging.
- Het ondersteunen der bybelgenootschappen, ten-einde deze in-staat te stellen, bybels op Java uittedeelen.
- Het bevorderen van «Oefeningen» te Harderwyk, ten dienste van het koloniaal werfdepôt.
- Het schryven van preeken en godsdienstige gezangen, geschikt om door soldaten en matrozen aan de Javanen te worden voorgelezen en voorgezongen.
- Het oprichten eener vereeniging van invloedryke mannen,