Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/164

Deze pagina is gevalideerd
152

als ’t aux armes! van de marseillaise die zy zong met haar voeten, als ’t ruischen van de wilgen op het graf der zoo-even besprongene liefde. O, misselyk! En dat ook de toeschouwers, die gewoonlyk — zooals wy allen, meer of min — hun smaak gronden op gewoonte en navolging, dàt oogenblik beschouwen als het treffendste, blykt hieruit dat men juist dàn uitberst in toejuiching, alsof men wilde te kennen geven: al het vorige was ook wel heel mooi, maar nu kan ik ’t waarachtig niet langer uithouden van bewondering!» Je zei dat die slot-pose volstrekt leelyk was — ik ook! doch vanwaar komt dit? Het is omdat de beweging ophield, en daarmee de geschiedenis die de danseres verhaalde. Geloof me, stilstand is de dood!

— Maar, bracht Duclari in ’t midden, ge hebt ook de watervallen verworpen als uitdrukking van het schoone. Watervallen bewegen toch!

— Ja, maar…zonder geschiedenis! Ze bewegen, maar komen niet van de plaats. Ze bewegen zich als een hobbelpaard, minus nog het va et vient. Ze geven geluid, maar spreken niet. Ze roepen: hrroehrroehrroe…en nooit iets anders! Roep jy eens zesduizend jaar, of langer: hrroe, hrroe…en zie eens hoe weinigen je voor een onderhoudend mensch zullen aanzien.

— Ik zal de proef niet nemen, zei Duclari, Maar ik ben het toch nog niet met u eens, dat de door u gevorderde beweging zoo volstrekt noodzakelyk wezen zou. Ik schenk u nu de watervallen, maar een goed schilderstuk kan toch, dunkt me, veel uitdrukken.

— Wel zeker, maar slechts voor één oogenblik. Ik zal trachten myn meening te verklaren door een voorbeeld. Het is van daag 18 Februari…

— Wel neen, zei Verbrugge, we hebben nog Januari…

— Neen, neen, het is heden de 18de Februari 1587, en je bent opgesloten in ’t kasteel Fotheringhay…(81)

Ik? vroeg Duclari, die meende niet goed verstaan te hebben.

— Ja, gy. Ge verveelt u, en zoekt afleiding. Dáár in dien muur is een opening, maar zy is te hoog om er