Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/196

Deze pagina is gevalideerd
184

ontrouw? Waarom deelde men my dit onteerend vermoeden eerst mede, toen ik ver van de plaats was waar ik gelegenheid zou gehad hebben my te verantwoorden? En bovenal, waarom tegen my die zaken zoo terstond in het ongunstigst daglicht gesteld, in tegenspraak met de aangenomen gewoonte en de billykheid?


Voor ik nog al die aanmerkingen, zoo goed me zonder archief of mondelinge inlichtingen mogelyk was, beantwoord had, vernam ik zydelings dat de Generaal zoo verstoord op me was: «omdat ik hem te Natal zoo gekontrarieerd had, waaraan ik dan ook, voegde men er by, zeer verkeerd had gedaan.»


Toen ging er een licht voor my op. Ja, ik had hem gekontrarieerd, maar in ’t naïf denkbeeld dat hy me daarom achten zou! Ik hàd hem gekontrarieerd, maar by zyn vertrek had niets me doen gissen dat hy daarover verstoord was! Dom genoeg had ik de gunstige overplaatsing naar Padang aangenomen als een bewys dat hy myn «kontrarieeren» schoon gevonden had. Ge zult zien, hoe weinig ik hem toen kende.


Maar zoodra ik vernam dat dit de oorzaak was van de scherpte waarmee men myn geldelyke administratie beoordeeld had, was ik in vrede met myzelf. Ik beantwoordde punt voor punt zoo goed ik kon, en eindigde myn brief — ik bezit daarvan nog de minuut — met de woorden:


«Ik heb de op myn administratie gevallen aanmerkingen, zoo goed het my zonder archief of lokale nasporing mogelyk was, beantwoord. Ik verzoek Uhoogedelgestrenge my van alle welwillende konsideratien te verschoonen. Ik ben jong, en onbeduidend in-vergelyking met de macht der heerschende begrippen waartegen myn principes me noodzaken optestaan, maar blyf niettemin trotsch op myn zedelyke onafhankelykheid, trotsch op myn eer.»