Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/210

Deze pagina is gevalideerd
198

voorzichtig wezen met geloof-slaan aan deze beschuldigingen, omdat ze grootendeels uit den mond kwamen van Jang di Pertoean, en wel op een oogenblik toen deze zelf van veel zwaarder vergrypen was aangeklaagd, hetgeen hem misschien noopte zyn verdediging te zoeken in de fouten van zyn beschuldiger…wat meer gebeurt. Hoe dit zy, de gezaghebber van Natal omhelsde de party van zyn schoonvader tegen Jang di Pertoean, en dit te vuriger misschien omdat die kontroleur zeer bevriend was met zekeren Soetan Salim, een natalsch Hoofd dat ook zeer op den battakschen chef gebeten was. Sedert lang heerschte er een veete tusschen de familien dezer beide hoofden. Er waren huwelyksvoorstellen afgeslagen, er bestond yverzucht over invloed, trots aan den kant van Jang di Pertoean die van beter geboorte was, en meer andere oorzaken nog liepen samen om Natal en Mandhéling tegen elkander opgezet te houden.


Op-eenmaal verspreidde zich ’t gerucht dat er in Mandhéling een komplot was ontdekt, waarin Jang di Pertoean zou betrokken wezen, en dat ten-doel had de heilige vaan des opstands uittesteken en alle Europeanen te vermoorden. De eerste ontdekking hiervan had te Natal plaats gehad, wat natuurlyk is, daar men in nabyliggende provincien altyd beter van den stand der zaken onderricht wordt dan op de plaats zelf, dewyl velen die te-huis door vrees voor een betrokken Hoofd zich laten weerhouden van de openbaring eener hun bekende omstandigheid, die vrees eenigermate overwinnen zoodra ze zich op een grondgebied bevinden waar dat Hoofd geen invloed heeft.


Dit is dan ook de reden, Verbrugge, waarom ik geen vreemdeling ben in de zaken van Lebak, en dat ik redelyk veel wist van wat hier omgaat, voor ik dacht hier ooit te zullen geplaatst worden. Ik was in 1846 in ’t Krawangsche, en heb veel rondgedwaald in de Preanger waar ik reeds in 1840 Lebaksche uitgewekenen ontmoette. Ook ben ik bekend met sommige eigenaren van partikuliere landen in ’t Buiten-