Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/242

Deze pagina is gevalideerd
230

waarom verkiezen velen de schaduw der bosschen elders, boven de koelte der Wouden van Bantan Kidoel


Doch niet ieder kon vluchten. De man wiens lyk ’s morgens de rivier afdreef, nadat hy den vorigen avend, in ’t geheim, schoorvoetend, angstig, verzocht had om gehoor by den adsistent-resident…hy had geen behoefte meer aan vlucht. (127) Misschien ware het als menschlievendheid te achten, hem door oogenblikkelyken dood te onttrekken aan nog eenigen tyd levens. Hem bleef de mishandeling gespaard die hem wachtte by terugkeer in zyn dorp, en de rottingslagen die de straffe zyn voor al wie een oogenblik meenen kon geen beest te wezen, geen onbezield stuk hout of steen. De straffe van wie in een aanval van dwaasheid geloofd had dat er Recht in ’t land was, en dat de adsistent-resident den wil had, en de macht, om dat Recht te handhaven…


Was ’t niet inderdaad beter dien man te beletten den volgenden dag by den adsistent-resident terugtekeeren — zooals deze hem ’s avends zeggen liet — en zyn klachte te smoren in ’t gele water van den Tjioedjoeng, dat hem zachtkens zou afvoeren naar hare monding, gewoon als ze was overbrengster te wezen van die broederlyke groetgeschenken der haaien in ’t binnenland aan de haaien in zee?


En Havelaar wist dit alles! Gevoelt de lezer wat er in zyn gemoed omging by ’t bedenken dat hy tot recht-doen geroepen, en daarvoor verantwoordelyk was aan een hoogere macht dan de macht van een Regeering die wel dat recht voorschreef in haar wetten, maar niet altyd even gaarne daarvan de toepassing zag? Gevoelt men hoe hy werd geslingerd door twyfel, niet aan wàt hem te doen stond, maar aan de wyze waarop hy te handelen had? (128)


Hy had aangevangen met zachtheid. Hy had tot den Adhipatti gesproken als: «ouder broeder» en wie meenen mocht dat ik, ingenomen met den held myner geschiedenis, de