Ik verwacht dus nu een eenvoudige maar volledige opgave van wat u voorkomt de oorzaak te wezen van ’t prysverschil tusschen nu en 1853 of 1854.
Ik hoop ernstig dat gy geen enkele zinsnede van dezen brief zult opnemen, als geschreven met de bedoeling om u te krenken. Ik vertrouw dat ge my genoeg hebt leeren kennen om te weten dat ik niet meer of minder zeg dan ik meen, en bovendien geef ik u nog ten-overvloede de verzekering dat myn opmerkingen eigenlyk minder U betreffen, dan de school waarin ge tot Indisch ambtenaar gevormd zyt.
Deze circonstance atténuante zou echter vervallen wanneer ge, langer met my omgaande en ’t Gouvernement onder myn leiding dienende, voortgingt den slender te volgen waartegen ik my verzet.
Ge hebt opgemerkt dat ik my van het «Uweledelgestrenge» heb ontslagen: ’t verveelde my. Doe het ook, en laat onze «weledelheid» en waar ’t noodig is onze «gestrengheid» elders en vooral ànders blyken, dan uit die vervelende, zinstorende titulatuur.
De Adsistent-resident van Lebak
Max Havelaar.»
Het antwoord op dezen brief bezwaarde sommigen van Havelaars voorgangers, en bewees dat hy niet zoo onrecht had, toen hy de «slechte voorbeelden van vroegeren tyd» mede opnam onder de redenen die pleiten konden ter verschooning van den Regent.
Ik ben in ’t meedeelen van dezen brief den tyd vooruitgeloopen, om reeds nu te doen in ’t oog vallen, hoe weinig hulp Havelaar van den kontroleur te verwachten had, zoodra geheel andere, meer belangryke, zaken zouden moeten genoemd worden by den rechten naam, wanneer reeds deze ambtenaar die zonder twyfel een braaf mensch was, zóó moest worden toegesproken om de waarheid te zeggen waar het