wen. Minachting van anderen, vooral van «oudgasten.» Tweede stadium. Afmatting. Vrees. Moedeloosheid. Neiging tot slaap en rust. Bovenmatig vertrouwen op den Raad van Indie. Afhankelykheid van de Algemeene Sekretarie. Heimwee naar een hollandsche buitenplaats.
Tusschen deze beide stadien in, en als overgang — misschien zelfs als oorzaak van dien overgang — liggen dyssenterische buikaandoeningen.
Ik vertrouw dat velen in Indie me dankbaar zullen wezen voor deze diagnose. Ze is nuttig toetepassen, want men kan voor zeker houden dat de zieke, die door overspanning in de eerste periode stikken zou aan een mug, later — na de buikziekte! — zonder bezwaar kemels zal verdragen. Of, om duidelyker te spreken, dat een beambte die «geschenken aanneemt, niet met het doel zich te verryken» — by-voorbeeld een bos pisang ter-waarde van eenige duiten — met smaad en schande zal worden weggejaagd in de eerste periode der ziekte, maar dat iemand die ’t geduld heeft het laatste tydperk aftewachten, zeer gerust en zonder eenige vrees voor straf, zich zal kunnen meester maken van den tuin waar de pisang groeide, met de tuinen die daarnaast liggen er by…van de huizen die in den omtrek staan… van wat er in die huizen is…en van nog een-en-ander meer, ad libitum. (133)
Ieder doe met deze pathologisch-wysgeerige opmerking zyn voordeel, en houde myn raad geheim, ter voorkoming van te groote mededinging…
Vervloekt, dat verontwaardiging en droefheid zoo vaak zich moeten kleeden in ’t lappenpak van de satire! Vervloekt, dat een traan, om begrepen te worden, moet verzeld gaan van gegryns! Of is ’t de schuld myner onbedrevenheid, dat ik geen woorden vind om de diepte te peilen van de wonde die er kankert aan ons staatsbestuur, zonder myn styl te zoeken by Figaro of Polichinel?