Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/279

Deze pagina is proefgelezen
267

zelf had gezegd dat er ontong was in den loop van die haarwervels op de achterschoften.


Eens, in ’t veld, riep Saïdjah tevergeefs zyn buffel toe, wat spoed te maken. Het dier stond pal. Saïdjah, verstoord over zoo groote en vooral zoo ongewone weerspannigheid, kon zich niet weerhouden een beleediging te uiten. Hy riep: a.s. Ieder die in Indie geweest is, zal my verstaan. En wie me niet verstaat, wint er by dat ik hem de uitlegging spaar van een grove uitdrukking.


Saïdjah bedoelde evenwel niets kwaads daarmede. Hy zei ’t maar omdat hy ’t zoo dikwyls had hooren zeggen door anderen, als ze ontevreden waren over hun buffels. Maar hy had het niet behoeven te zeggen, want het baatte niets: zyn buffel deed geen stap verder. Hy schudde den kop als om ’t juk aftewerpen, men zag den adem uit zyn neusgaten…hy blaasde, sidderde, rilde…er was angst in zyn blauw oog, en de bovenlip was opgetrokken zoodat het tandvleesch bloot lag…


«Vlucht, vlucht, riepen op-eenmaal Adinda’s broertjes, Saïdjah, vlucht! Daar is een tyger!»


En allen ontdeden hun buffels van de ploegjukken, en slingerden zich op de breede ruggen, en galoppeerden weg door sawahs, over galangans, door modder, door kreupelhout en bosch en allang-allang, langs velden en wegen. En toen ze hygend en zweetend binnenrenden in het dorp Badoer, was Saïdjah niet by hen.


Want toen deze zyn buffel, bevryd van het juk, had bestegen als de anderen om te vluchten als zy, had een onverwachtte sprong van het dier hem ’t evenwicht benomen en ter-aarde geworpen. De tyger was zeer na…


Saïdjah’s buffel, voortgedreven door eigen vaart, schoot