Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/302

Deze pagina is proefgelezen
290

ning er by, in-plaats van een afschrift der lyst van diefstallen en afpersingen, die voor me ligt (149) getracht een schets te geven van wat er kàn omgaan in de harten der arme lieden die men berooft van wat dienen moet tot onderhoud van hun leven, of zelfs: ik heb dit slechts laten gissen, vreezende my te zeer te bedriegen in het teekenen der omtrekken van aandoeningen die ik nooit ondervond.

Maar wat de hoofdzaak aangaat? O, dat ik opgeroepen werde om te staven wat ik schreef! O, dat men zeide: «ge hebt dien Saïdjah verdicht…hy zong nooit dat lied…er woonde geen Adinda te Badoer!» Maar dat het gezegd werd met de macht en den wil om recht te doen, zoodra ik zou bewezen hebben geen lasteraar te zyn!

Is er logen in de gelykenis van den barmhartigen Samaritaan, omdat er misschien nooit een geplunderd reiziger is opgenomen in een samaritaansch huis? Is er logen in de parabel van den zaaier, omdat geen landbouwer zyn zaad zal uitwerpen op een rots? Of — om aftedalen tot meer gelykheid met myn boek — mag men de waarheid ontkennen die de hoofdzaak uitmaakt van de Negerhut, omdat er misschien nooit een Evangeline bestaan heeft? Zal men tot de schryfster van dat onsterfelyk pleidooi — onsterfelyk, niet om kunst of talent, maar door strekking, en indruk — zal men tot haar zeggen: «ge hebt gelogen, de slaven worden niet mishandeld, want… er is onwaarheid in uw boek: het is een roman!» Moest niet ook zy, in-plaats eener optelling van dorre daadzaken, een verhaal geven dat die daadzaken inkleedde, om ’t besef der behoefte aan verbetering te doen doordringen in de harten? Zou haar boek gelezen zyn, als ze daaraan den vorm had gegeven van een processtuk? Is ’t haar schuld — of de myne — dat de waarheid, om toegang te vinden, zoo vaak het kleed moet borgen van de leugen?

En aan sommigen die misschien beweren dat ik Saïdjah en zyn liefde heb geïdealiseerd, moet ik vragen hoe ze dit