- ontbreekt, is het gewis niet door gebrek aan indrukken, dat ik niet slagen zou.
- In afwachting van een vriendelyk antwoord, noem ik my uw ouden schoolmakker…
En zyn naam stond er onder. Maar dien verzwyg ik, omdat ik er niet van houd, iemand in opspraak te brengen.
Waarde lezer, ge begrypt hoe gek ik stond te kyken, toen men my daar zoo op-eens wilde verheffen tot makelaar in verzen. Ik ben zeker dat die Sjaalman — zoo zal ik hem maar blyven noemen — als de man me by-dag had gezien, zich met zulk een verzoek niet tot my zou gewend hebben. Want deftigheid en fatsoen laten zich niet verbergen. Maar ’t was avend, en ik trek het me dus niet aan.
Het spreekt vanzelf dat ik van die gekheid niets weten wilde. Ik zou het pak door Frits hebben laten terugbrengen, maar ik wist zyn adres niet, en hy liet niets van zich hooren. Ik dacht dat hy ziek was, of dood, of zoo-iets.
De vorige week was er krans by de Rosemeyers, die in suiker doen. Frits was voor het eerst meegegaan. Hy is zestien jaar, en ik vind het goed dat een jong mensch in de wereld komt. Anders loopt hy naar de Westermarkt of zulke dingen. De meisjes hadden piano gespeeld en gezongen, en by ’t dessert plaagden ze elkaar met iets dat in de voorkamer scheen gebeurd te zyn, terwyl wy achter aan ’t gentsch whisten waren, iets waarin Frits betrokken scheen. «Ja, ja, Louise, riep Betsy Rosemeyer, geschreid heb je! Papa, Frits heeft Louise aan ’t schreien gemaakt.»
Myn vrouw zei hierop dat Frits dan voortaan niet meer mee zou naar den krans. Ze dacht dat hy Louise geknepen had, of zoo-iets wat niet te-pas komt, en ook ik maakte my gereed er een hartig woordje bytevoegen, toen Louise riep:
— Neen, neen, Frits is heel lief geweest! Ik wou dat hy