Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/347

Deze pagina is proefgelezen
335

een monster onder myn pen…ik walg van myn eigen maaksel: stik in koffi en verdwyn!

 

 

Ja, ik, Multatuli «die veel gedragen heb» neem de pen op. Ik vraag geen verschooning voor den vorm van myn boek. Die vorm kwam my geschikt voor ter bereiking van myn doel.

Dit doel is tweeledig:

Ik wilde in de eerste plaats het aanzyn geven aan iets dat als heilige poesaka zal kunnen bewaard worden door kleinen Max en zyn zusje, als hun ouders zullen zyn omgekomen van ellende.

Ik wilde aan die kinderen een adelbrief geven van myne hand.

En in de tweede plaats: ik wil gelezen worden.

Ja, ik wil gelezen worden! Ik wil gelezen worden door staatslieden, die verplicht zyn te letten op de teekenen des tyds…door letterkundigen, die toch ook eens ’t boek moeten inzien waarvan men zooveel kwaads spreekt…door handelaren, die belang hebben by de koffiveilingen…door kameniers, die me huren voor weinige centen…door Gouverneurs-generaal in-ruste…door Ministers in bezigheid (187)…door de lakeien van die Excellentien…door bidpredikers, die more majorum zullen zeggen dat ik den Almachtigen God aantast, waar ik slechts opsta tegen ’t godje dat zy maakten naar hun beeld…door duizenden en tienduizenden van exemplaren uit het droogstoppelras, die — voortgaande hun zaakjes op de bekende wys te behartigen — ’t hardst zullen meeschreeuwen over de mooijigheid van m’n geschryf (188)…door de leden der Volksvertegenwoordiging, die weten moeten wat