3) „Dass er — de jonge Stern — bei uns speisen kann.” Aldus heeft zekere Herr Stromer, in z’n zoogenaamde vertaling van den Havelaar deze woorden overgezet. Wanneer men nu nog daarby verneemt dat die snuggere letterman blyk geeft geen verschil te kennen tusschen de woorden pantalon en pantoffel, dat hy „witte mieren” verandert in schweinsnieren, enz. enz. zal men de waarde van z’n werk kunnen beoordeelen. Hy heeft bovendien omstreeks 2⁄5 van ’t boek mir nichts dir nichts doodeenvoudig weggelaten, en alzoo ’t heele boek tot onzin gemaakt. Ik stel voor, hem tot beroemde buitenlandsche schryver te benoemen.
Ook de fransche vertaling van Nieuwenhuis en Crisafulli laat zeer veel te wenschen over, maar zóó slecht als de duitsche kon ze nu eenmaal niet worden. Onbereikbaar!
De engelsche bewerking van myn nobelen Alphons Nahuys daarentegen is goed, en wordt ook in Engeland geprezen.4) Het is er ver vandaan dat ik alles zou afkeuren wat ik Droogstoppel in den mond leg. Hy „hield zich niet op” met versjes van de soort als hier volgt. Welnu, ik ook niet! ’t Verschil ligt in den grond waaruit zoodanige tegenzin voortspruit. Dat een jong vurig naar poezie dorstend hart, misleid door de biologie van opgedrongen letterkundery, misgrypt in z’n eerste pogingen tot uiting, en voor iets wezenlyks houdt wat ten-slotte blykt slechts ydele klank te zyn — „getingel en gejingel” noem ik ’t in m’n Naschrift op de Bruid daarboven — dit is te vergeven niet alleen, maar een zeer noodzakelyk verschynsel. Il faut passer par là! De eikenstam die bestemd is om gaaf droog hout te leveren, moest z’n bestaan aanvangen als sappige tak. Maar de Droogstoppels hadden nooit sap te veel, en hoefden niet te veranderen om te worden wat ze zyn: dor en onbruikbaar. Ze staan niet boven maar beneden de fout van die anderen, en zouden bovendien terstond waarde gaan hechten aan „versjes en zulke dingen” wanneer die produktjes genoteerd stonden op de beurs.
Voor-zoo-ver Droogstoppel’s realistische ontboezemingen dienen kunnen om valsche poëzie in de gemoederen onzer jongelingschap te knotten, beveel ik z’n boutades van harte in de aandacht van ouders, opvoeders en recensenten aan. Wat my aangaat, als ik kiezen moest tusschen hem en zeker soort van verzenmakers…nu, toch koos ik hèm niet! Maar ik erken dat die rechtvaardigheid me zwaar vallen zou.