nooit gehoord hadden, daar de zaak zeer speciaal ’n Javanismus is. Doch ook wanneer ik me hierin mocht bedriegen, een vesting, een „militair punt” is zoo’n Kraton gewis niet. Het veroveren van een Kraton is ’n wapenfeit, nagenoeg gelykstaande met het innemen eener omheinde of desnoods ommuurde hollandsche buitenplaats. Als gewoonlyk hebben de Bestuursmannen in deze zaak ’t Volk weer gepaaid met ’n klank!
Ik bespeur dan ook dat men van-lieverlede ’t woord Kraton is gaan overzetten in Kotta Radja, ’n woord dat met wat goeden wil als de Maleische vertaling van ’t Javaansch begrip: Keratoean kan worden opgevat, mits men niet met de Woordenboeken ’t woord Kotta overzette in stad — insulindische „steden” zyn er niet — maar opvatte als: woningsgroep of iets dergelyks, al of niet op zekere wyze, maar niet uit ’n oogpunt van versterkingskunst, afgesloten. Dat dit afsluiten soms in oorlogstyd geschiedt, is waar, doch dit maakt Kotta’s en Kratons evenmin tot vestingen als de Buitenplaats waarvan ik zoo-even sprak. Dat wy, Europeanen, soms aan ’n versterking in Indie den naam van Kotta geven, is by gebrek aan beter, doch verandert niets aan de waarheid dat het woord kotta geen vesting beteekent.
Er is dus geen vyandelyke sterkte genomen by ’t „betreden” — ik kies dit woord met opzet — by ’t betreden van des Sultans Kraton of, zooals ’t nu heet, z’n: Kotta Radja, d. i. z’n vorstenverblyf. Vandaar dan ook de zonderlinge manier waarop die „verovering” plaats greep. Onze bevelvoerende generaal bevond zich binnen de „versterking” zonder het te weten. Dat de heer Van Swieten dit in een zyner rapporten met den grootsten eenvoud getuigt, bewyst dat hy niet medeplichtig was aan ’t opzet — en dat hy niet deelde in de ministerieele behoefte! — om de Natie zand in de oogen te strooien. Maar uit het gelukken van dat opzet blykt alweer voor de duizendste maal dat die Natie niet lezen kan! Want Van Swieten’s oprecht en zedig rapport werd gepubliceerd, en toch…tòch moest het heten dat er ’n vesting veroverd was!