Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/379

Deze pagina is gevalideerd
367
46) Ik verzeker den lezer dat het my thans (1881) meer nog dan vroeger tegen de borst stuit, my op publiek terrein te bewegen. Toen ik op m’n veertigste jaar myns ondanks daartoe gedwongen werd, had ik in de hoop op eenig succes een bondgenoot tegen den afkeer die elke aanraking met Publiek my veroorzaakt. Na de ervaring van den uitslag myner pogingen is m’n walg sterker dan ooit.
 
47) Herbergiersrekening. Men mocht aan de Regeering der Vereenigde Staten 83 nederl. centen daags in rekening brengen voor ’t onderhoud van ’n schipbreukeling, onverschillig of de man Gezagvoerder of Matroos was. Onder die vermeende schipbreukelingen waren de meesten niet veel beter dan zeeschuimers. De Amerikanen hebben voortdurend ’n duizendtal Whalers in de indische zeeën, en de bemanning dezer schepen is ’t uitschot van de Natie.
 
48) Overgrootvader myner kinderen. Z’n naam staat op ’t voetstuk van den Leeuw te Waterloo.
 
49) Apanage der Vorsten van Turn en Taxis. Is na de groote veranderingen van '66, door de duitsche Ryksregeering voor ettelyke millioenen afgekocht.
 
50) Ręve aux millions. Nu, ’n réve was ’t eigenlyk niet. De aanspraak is verjaard, en ’t lust me nog altyd niet, den zeer interessanten familieroman te behandelen, die hiermee samenhangt. Ook stuit ikzelf, vooral ten-gevolge van den diefstal der bescheiden waarvan ik in den tekst melding maak, op eenige duisterheden. Toch is ’t voor my van belang, hier te doen opmerken dat sommige personen en familietakken die de hier aangeroerde byzonderheden beter begrypen dan de gewone lezer, onder de venynigste vervolgers van Havelaar behoorden. Hun belang bracht mee dat hy niet aan ’t woord kwam, of althans niet in de gelegenheid om zekere mysteriën te ontsluieren.
 
51) Deze zinsnede is door zekeren Q in de Arnhemmer Courant aangevoerd als bydrage tot de blyken myner onzedelykheid! En die verraderlyke manoeuvre werd door Dr Van Vloten toegejuicht, evenzeer als Q’s mededeeling dat ik m’n „tyd doorbracht met…bittertjes drinken, biljardspelen en ’t rooken van geborgde sigaren.” Ik vraag of de viesheid waarvan ik sprak op blz. 350, gerechtvaardigd is? Waarmee brengt zùlk volk z’n tyd door?
 
52) Sebah. De beteekenis blykt uit den tekst. Ik weet niet of ’t woord ’n verbastering is van pasehbah, ’n gebouw, dat wel zou kunnen genomen worden voor de plaats waar men dergelyke vergaderingen houdt.
 
53) Bantan-Kidoel: Zuid-Bantam. De m waarmee wy ’t woord Bantam sluiten, is niet korrekt. De naam is: Bantan. Mantrie: opziener. Dhemang: