me voor, dat de heer Van Lennep hier ten-onrechte iets veranderd heeft. Madame Geoffrin, zeer ryk zynde, had niet noodig de schraalte van haar disch aantevullen door vertellingen. Bovendien weet ik zeker dat sommige schryvers de bekende anekdote op rekening van Madame Scarron stellen.
99) „Wie sommige gebeurtenissen van naby gezien had.” In 1843 liet de generaal Michiels op in ’t oog vallend vexatoire wys de wegen in den omtrek van Padang verbreeden. Voor niemand was het doel twyfelachtig: hy had behoefte aan wat krygsroem om zich staande te houden als civiel Gouverneur. De uitgelokte ontevredenheid openbaarde zich ’t eerst te Pau, in de nabyheid der hoofdplaats. Daar hadden, naar weldra publiek bekend was, de samenscholingen plaats, waaruit de door ieder voorziene oproerige bewegingen zouden — en moesten! — voortkomen. Ze werden niet terstond tegengegaan: de vrucht moest rypen. Op zekeren nacht werd ik gewekt door een bediende van den kapitein der artillerie J.J.M. de Chateleux. Hy liet my roepen omdat zyn en myn vriend, de kapitein der infanterie Beyerman, by hem gekomen was om van hem en my afscheid te nemen. Ik ging, en vond B. in hoogst ernstige stemming. Geheel onverwacht had hy bevel gekregen naar Pau opterukken: „om me daar te laten vermoorden” zeide hy. Hy is er vermoord, dienzelfden nacht nog. Toen daarvan den volgenden morgen bericht kwam, rukte de generaal aan ’t hoofd van meer dan voldoende krygsmacht uit. In ’n ommezien behaalde hy de lauweren en ’t certifikaat van onmisbaarheid waarom hy zoo dringend verlegen was. Arme Beyerman!
Zulk en scène zetten van krygsbedryven door ’t vooruitzenden van een aan den dood gewyde kleine schaar behoorde onder de lyfkunstjes van Michiels, doch eenig was hy niet in die misdadige kwakzalvery. Ze speelt in veel veldtochten haar rol, en dit zal wel zoo blyven tot de kunst van lezen meer algemeen wordt. De koddigheid der advertentien van goedkoope boeken en allesgenezende pillen zinkt in ’t niet, by de hansworstige leugens waarop sedert eeuwen sommige krygsoversten gewoon zyn hun betalende kommittenten te onthalen. Terstond zyn er altyd verzenmakers en geschiedschryvers by de hand om die zotte praatjes met hun visa, „gezien en opgehemeld” te stempelen, en ’n reeks van geslachten bauwen den aldus smakelyk gemaakten onzin na. Zie, als ’n enkel staaltje — ik heb ze voor ’t grypen! — m’n opmerkingen over de hyperkrygskunstige slimmighedens van den prillen prins van Oranje by Quatre-Bras. (Idee 747, vlgg.)