Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/389

Deze pagina is gevalideerd
377
100) Hier ben ik profeet geweest, helaas! Het grofste, ’t onmogelykste is niet te grof en niet te onmogelyk, zoodra ’t dienen kan om iemand die „uitsteekt” van de baan te dringen. In deze taktiek ontmoeten zich de middelmatigheden van alle partyen. Er blykt uit den tekst dat ik hiervan iets wist toen ik den Havelaar schreef, maar toch was ik niet profeet genoeg om te voorzien dat men de karakterschets van Publiek, die ik slechts als boutade gaf, maken zou tot letterlyke waarheid. Wanneer ook hier Duclari my in de rede was gevallen met ’n: „neen, dat is àl te sterk!” zou ik zeker de fout begaan hebben iets te laten afdingen van m’n bittere opmerking, al bewees dan later de uitkomst dat ik niet te veel gezegd had.
 
101) Het was in die dagen (1843) dat ik de „Bruid daarboven” schreef. Dit stuk werd nog onlangs in den Haag, te Rotterdam, en elders opgevoerd. Een van die voorstellingen woonde ik by, en m’n aandoeningen waren zeer gemengd. Het wederzien van dien arbeid uit m’n jeugd, van nu byna veertig jaar geleden, wekte meer herinneringen in my op dan m’n gemoed verslikken kon. En dan ’t nagaan van alles wat er in en om my voorviel gedurende dat lange tydvak van m’n gevuld leven! Doch dit gaat den lezer niet aan. Met het oog evenwel op den ouderdom van dat stuk heb ik ’n vraag te doen die, meen ik, sommige lezers wèl aangaat. Is de toon dien heden-ten-dage zekere publicisten tegen my aanslaan, wel in overeenstemming met den eerbied dien we gewoon zyn toetekennen aan ancienneteit in rang? Vindt men ’t getal lettervruchten die in onzen stoomtyd meer dan het derde deel eener eeuw beleven, zóó groot dat elk rekruut my mag toespreken comme le premier venu? Hoe ikzelf over die. „Bruid” oordeel, is bekend, maar ’t stuk is toch minstens even goed als de Emilia Galotti, als de Kabale und Liebe, als de Minna van Barnhelm als de larmoyante komedies en Lustspiele van Kotzebue, die nog altyd op ’t repertoire staan. In-allen-gevalle blykt er uit, hoe ik m’n tyd doorbracht in de dagen toen ’n groot deel van hen die me tegenwoordig als hun gelyke meenen te mogen behandelen, nog — en misschien niet eens nog! — op de schoolbanken zaten. Suum cuique, heeren! (Zie hierover de noten 65 en 115.)
 
102) Die redakteur heeft later als minister ’t zyne bygebracht om den toestand in Indiën onhoudbaar te maken. Van al de duitenplateryen waarmee hy Kamers en Natie eenige jaren aan de praat hield, noem ik nu alleen de fameuze komptabiliteitswet, ’n monument van bureaukratische onbruikbaarheid, en als zoodanig de getrouwe afspiegeling van den man zelf. Hy was ’t ook die zoo byzonder veel bydroeg tot de verlamming van ’t gezag in de binnenlanden, door de splitsing van rechterlyke en besturende macht. (zie Noot 13) Die uitverkorene van de Natie heet E. de Waal, en bekleedt natuurlyk ’n aangenaam plaatsjen op den pensioenstaat.