gedoogen dat ik zoo straatjongensachtig wordt aangevallen. Wat hebben de Van Vlotens e.d. ooit verricht, dat hun ’t recht geven zou de mond tegen my te openen? Men behoorde die heeren hun Staat van dienst aftevorderen.
116) Een van die gesuspendeerde ambtenaren, de Resident A.L. Weddik, werd gouverneur van Borneo. De adsistent-resident van Padang, Schaap, is later gouverneur van Makassar geweest. Ook myn voorganger te Natal, de heer Van Meerten — een zeer bekwaam man, en de zoon der bekende schryfster van dien naam — is in dienst gebleven, en werd meermalen eervol bevorderd. In ’t voorbygaan hier de opmerking dat de benoeming van den heer Weddik tot gouverneur van geheel Borneo, hoezeer bewyzende dat hyzelf tot het bekleeden van ’n hoog ambt geschikt werd geoordeeld, eigenlyk slechts fiktie was, en de strekking had om tegenover Engeland — en de vele partikuliere Engelsche fortuinzoekers! — onze souvereiniteit over dat enorme eiland te handhaven. De voor onze Regeering onverantwoordelyke vestiging van Brooke te Laboean, bewyst dat die armzalige kunstgreep z’n doel miste. Weldra zal ’t met Nieuw-Guinee — dat tot Insulinde behoort — ook zoo gaan. Nederlanders, ik zeg u dat daar loerende kapers op de kusten zyn. En…de gouverneurs-generaal hebben in dit opzicht minder schuld aan ’t verregaand verwaarloozen der hun toevertrouwde belangen, dan later misschien de geschiedenis meenen zal. In-stede van hun veerkracht te kunnen besteden aan ’t intakt houden van Insulinde, moeten zy zich toeleggen op ’t handhaven van hun gezag tegenover ministers, Kamerpraatjes en onbevoegd hollandsch krantengeschryf. Het uit de veranderingen in ’48 voortgevloeid allemans-meekakelen werkt, ook in Indie, desorganizeerend. Toch…„leve de groote Thorbecke!”, niet waar? ’t Is bedroevend!
117) Op de afschaffing der — betrekkelyk humane! — rottingstraf, en de nadeelige gevolgen van die tendentieuze filantropery zal ik elders terugkomen.
118) In deze alinea wordt de Resident Brest van Kempen gunstiger beoordeeld dan hy verdiende. Lang na ’t schryven van den Havelaar werd my door ’n onwraakbaar getuige meegedeeld dat de Resident Brest van Kempen een zeer byzondere reden had om den Regent te ontzien. Ik wenschte dat my van bevoegde zyde naar die reden gevraagd werd.