Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/56

Deze pagina is gevalideerd
44

komst. Ze verborg niets onder de tafel, verschoof de stoelen niet, en deed niets van wat toch het gebruik is, als er een vreemdeling komt van een deftig voorkomen.


Ze had, als een Chinesche, de haren achter over gekamd, en die achter het hoofd in een soort van strik of knoop saamgebonden. Later heb ik vernomen dat haar kleeding een soort van indische dracht is, die ze daar-te-lande sarong en kabaai noemen, maar ik vond het heel leelyk.


— Is u juffrouw Sjaalman? vroeg ik.

— Wien heb ik de eer te spreken? zeide zy, en wel op een toon waarin iets lag, alsof ook ik wat eer had moeten brengen in myn vraag.


Nu, van komplimenten houd ik niet. Met een principaal is dit wat anders, en ik ben te lang by de zaken, om myn wereld niet te kennen. Maar om daar veel omslag te verkoopen op een derde verdieping, vond ik niet noodig. Ik zei dus kort-af, dat ik m’nheer Droogstoppel was, makelaar in koffi, Lauriergracht, N° 37, en dat ik haar man spreken wilde. Wel ja, waarom zou ik omslag maken?


Ze wees my een matten stoeltjen aan, en nam een klein meisje op den schoot, dat op den grond zat te spelen. De kleine jongen dien ik had hooren zingen, zag me strak aan, en bekeek me van ’t hoofd tot de voeten. Die scheen ook volstrekt niet verlegen! Het was een knaapje van een jaar of zes, ook al vreemd gekleed. Zyn wyd broekje reikte ter-nauwernood tot de helft van de dy, en de beentjes waren bloot van daar tot aan den enkel. Heel indecent, vind ik. «Kom je om papa te spreken?» vroeg hy op-eens, en ik begreep terstond dat de opvoeding van dat knaapje veel te wenschen overliet, anders had hy: «komt u» gezegd. Maar omdat ik met myn houding verlegen was, en wel wat praten wilde, antwoordde ik:


— Ja, kereltje, ik kom om je papa te spreken. Zou hy spoedig komen, denkje?