— Dat weet ik niet. Hy is uit, en zoekt geld om een verfdoos voor me te koopen. (Frits zegt: verwdoos, maar dit doe ik niet. Verf is verf, en geen verw.)
— Stil, myn jongen, zei de vrouw. Speel wat met je prenten of met de chinesche speeldoos.
— Je weet immers dat die m’nheer gister alles heeft meegenomen.
Ook zyn moeder noemde hy: je, en er scheen een «heer» geweest te zijn, die alles «meegenomen had»…een vroolyk bezoek! De vrouw scheen ook niet opgeruimd, want ter-sluik wischte zy haar oog af, terwyl zy ’t kleine meisje by haar broertje bracht. «Dáár, zeide zy, speel wat met Nonni.» Een rare naam. En dit deed hy.
— Wel juffrouw, vroeg ik, verwacht u spoedig uw man?
— Ik kan ’t niet bepalen, antwoordde zy.
Daar liet op-eens de kleine jongen, die met zyn zusje schuitjevaren gespeeld had, deze in den steek, en vroeg my:
— M’nheer, waarom zeg je tegen mama: juffrouw?
— Hoe dan, kereltje, zei ik, wat moet ik dan zeggen?
— Wel…zooals andere menschen! De juffrouw is beneden. Ze verkoopt schotels en priktollen.
Nu ben ik makelaar in koffi — Last & Co, Lauriergracht, N° 37 — we zyn met ons dertienen op ’t kantoor, en als ik Stern meereken, die geen salaris ontvangt, zyn er veertien. Welnu, myn vrouw is: juffrouw, en moest ik nu tegen dàt mensch: mevrouw zeggen? Dit ging toch niet! Ieder moet in zyn stand blyven, en wat meer is, gister hadden de deurwaarders den boel weggehaald. Ik vond myn: juffrouw dus wèl, en bleef er by.
Ik vroeg waarom Sjaalman zich niet by my had aangemeld om zyn pak terug te halen? Ze scheen er van te weten, en