Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/89

Deze pagina is gevalideerd
77


De heer die het eerst was uitgestegen, had den Regent en den kontroleur Verbrugge de hand geboden, die zy met eerbied aannamen, en in hun geheele houding was te bespeuren dat zy gevoelden zich in de tegenwoordigheid te bevinden van een gewichtig persoon. Het was de resident van Bantam, de groote landstreek waarvan Lebak een afdeeling, een regentschap, of, zooals men officieel zegt, een adsistent-residentie is.


By ’t lezen van verdichte verhalen, heb ik my meermalen geërgerd over den weinigen eerbied der schryvers voor den smaak van ’t publiek, en vooral was dit het geval, waar zy blyk gaven iets te willen voortbrengen dat koddig of burlesk heeten moest, om nu niet van humor te spreken, een eigenaardigheid die byna doorgaande allerjammerlykst wordt verward met het komieke. Men voert een persoon sprekende in, die de taal niet verstaat of slecht uitspreekt, men laat een franschman zeggen: «ka kauw na de krote krak» of «krietje kooit keen kare kroente kraak wek.» By-gebrek aan een franschman, neemt men iemand die stamelt, of men «schept» een persoon die zyn stokpaardje maakt van een paar telkens wederkeerende woorden. Ik heb een allerzotste vaudeville zien «réusseeren» omdat daarin iemand voorkwam, die gedurig zeide: «myn naam is Meyer.» My komen zulke geestigheden wat goedkoop voor, en, om de waarheid te zeggen, ik ben boos op u als ge zoo-iets grappig vindt.


Maar nu heb ikzelf u iets dergelyks voortestellen. Ik moet van-tyd tot-tyd iemand ten-tooneele voeren — ik zal ’t zoo weinig mogelyk doen — die inderdaad een manier van spreken had, welke my doet vreezen verdacht te worden van een mislukte poging om u te doen lachen, en hierom moet ik u uitdrukkelyk verzekeren dat het niet myn schuld is, als de hoogstdeftige resident van Bantam, van wien hier de rede is, iets zóó eigenaardigs vertoonde in zyn wyze van spreken, dat het me moeielyk valt dat weertegeven, zonder den schyn op me te laden dat ik effekt van geestigheid zoek in een tic. Hy sprak namelyk op een toon, alsof achter elk woord