Pagina:Mengelingen Deel 1.pdf/59

Deze pagina is proefgelezen

— 57 —

Hy heft het oog naar boven,
En biedt den schoonen stoet
Die afziet uit de vensters,
Den Ridderlijken groet.

Hy heft het oog naar boven,
En valschen Klermonts speer
Doorboort hem 't argloos harte,
En ploft hem zielloos neêr.

Het bloed ontvliet de wonde;
Het licht, zijn brekend oog,
Dat rondziet naar zijn' Moorder,
En wraakt vraagt van omhoog.

Een schreeuw gaat op ten hemel,
En alles woelt door een!
Maar niemand zag de wonde
Dan brave Kleef alleen.

Hy grijpt zijn' Heldendegen,
Graaf Floris Vriendschapspand,
En wringt den laffen moorder
Dat staal in 't ingewand.

Daar hoort de ontroerde Blanka
Den gruwel en zijn straf!
Daar ziet de ontroerde Blanka,
Op beide lijken af!

Haar kniën knikken samen;
Haar bloed en adem stalt;