Pagina:Mengelingen Deel 1.pdf/69

Deze pagina is proefgelezen

— 67 —

» Haar jeugd, haar leven, slijten moet
» In weduwlijken rouw.

» Neen, kies een’ Herder, dierbre Maagd!
» Hem boeit geen harde plicht,
» Hem scheurt geen hebzucht van de Gâ,
» Die aan zijn boezem ligt.

» By ’t eerste krieken van het licht
» Ontsluit hy kooi en stal,
» En slijt den dag in vreugde en spel,
» Naar eigen welgeval.

En daalt de Zon in ’t gloeiend West,
» Hy keert vernoegd en blij,
» En neuriet by den zakpijptoon,
» Of speelt een melody.

» De Nacht heeft stille rust voor hem,
» Door vrees noch angst gestoord.
» Het storm’ te land of over ’t meir,
» Geen kommer jaagt hem voort.

» Hy ducht geen’ hagel voor zijn graan,
» Geen werkeloozen dag;
» Geen bankbreuk, roof of zeeverlies
» Verbant zijn’ gullen lach.

» Geloof my, ’k weet het, lieve Maagd,
» De Herder slaapt gerust;
» Geruster dan een Koning slaapt,
» Door staâge zorg onthutst.