Pagina:Mengelingen Deel 2.pdf/10

Deze pagina is proefgelezen

— 8 —

« Wat hoore ik! ziet u oog Hidallans geest verschijnen
» (Vraagt Oskar)? draagt zijn wolk de teekens nog van ’t kwijnen?
» Ai, zeg me, ô Rijno, hoe die krijgsheld, zoo vemaard
» Op Konaas heuvlen, viel, dat nog zijn’ naam bewaart?
» ’k Heb menigmaal zijn graf met eerbied mogen naderen!
» Gewis, zijn oorlogsroem was groot by onzen Vaderen. »

«« Vorst Fingal (sprak de Bard) had d’altijd dappren held
»» Ontzegd, zijn Legermacht te volgen in het veld.
»» Des Konings ziel treurde om Komala. Voor zijne oogen
»» Kon hy ’t erinn’rend oog des jonglings niet gedogen.
»» Verlaten, eenzaam, droef, onzeker wat hy deed,
»» Doorkruisde hy ’t gebergt’, verteerende in zijn leed.
»» Zijn armen hongen flets, by ’t lichaam neêrgezegen,
»» Langs de ongegorde heup, verlaten van den degen.
»» Zijn hair zwierde ongekemd langs de slaap en wekbraauwboog;
»» De traan des weemoeds zwol in ’t neêrgeslagen oog:
»» Een halfverstikte zucht bleef in zijn’ adem smoren.
»» Drie dagen doolt hy rond, in diep gepeins verloren.
»» Den vierden voert hem ’t lot van Balvaas stillen stroom,
»» In ’t vaderlijk gewest. — In ’t lommer van een’ boom
»» Zat Lamor voor de poort van zijne ontvolkte muren,
»» En hoorde ’t vlietend nat zijn grazige oevers schuren.
»» Hidallan had zijn volk naar Fingals krijg geleid;
»» Van daar om ’s Grijsaarts burcht die doodlijke eenzaamheid!
»» Zijn eertijds vurig oog was door de hand der jaren
»» Verduisterd, en zijn hoofd besneeuwd met zilvren hairen.
»» Hy zong een oorlogslied op lang verouden toon.
»» Hy hoort Hidallans stap en kent hem voor zijn zoon!»»

«« Hoe! klinkt de voetstap van Hidallan my in de ooren?
»» Of is ’t zijn geest misschien, en heeft hy ’t licht verloren?