Pagina:Mengelingen Deel 2.pdf/50

Deze pagina is proefgelezen

— 48 —

Met het oog tot God geheven,
Aan zich-zelve-alleen genoeg,
Hoe het lot zich draaie of voeg’,
Haar vervolgers nog doet beven.

ô Hoe treffend een belang
Geeft dit denkbeeld aan een’ zang,
Die Oranjes roem durft melden!
Ja, uw edeläart gemoed
Keurt die vrije hulde goed,
Deelt in ’t lauwerloof der Helden.

Wel, aanvaard dan dit geschenk!
Laat het een genegen’ wenk
Van uw treffend oog ontmoeten! —
Van die zoete hoop gevleid,
Met gevoel van dankbaarheid,
Leg ik ’t offer aan uw voeten.

1785.



 

Aan een’ vriend, met eenige dichtstukjens.

Hy trachte Alcides arm den ijzren kolf te ontrukken,
Die u den palm der kunst in ’t Dichtrenperk ontzegt!
Wie roekloos zich verheffe, om schandlijk te bukken,
Die fier voor ’t zijne staat, betwist geen hooger recht.
Verdenk dus, dierbre Vriend, geen ongepast trotseeren,
Zoo u mijn zwakke pen dit lutter verzen biedt:
(Men durfde Alcioüs een handvol oofts vereeren!)
Het is een Vriendengaaf, de gift der eerzucht niet.

1786.