Pagina:Mengelingen Deel 3.pdf/101

Deze pagina is proefgelezen

— 99 —

blinkende ding de verwondering van het gigantische Vennootschap. « Ach! die ook zulk een’ Diamant hadde! » zie daar de algemeene en eenstemmige wensch aller Boerinnetjens.

Een Knaap, die verscheiden mijlen verr’ gereisd had, kwam van zijn’ tocht weêr te rug, en bracht eenige geslepen krystallen en glasbrokken meê, die hy omdeelde. Zy flikkerden juist wel niet als Lizes diamant, maar echter zy blonken en de Boerinnen hadden welhaast elk een steentjen (want zoo noemde men het) aan den hals, en elk van haar achtte zich zoo rijk als Lize was. Gelukkige eenvoud!

Maar de Diamant van Lize was door het gerucht buiten het dorp bekend geworden. Een Vreemdling kwam om hem te zien. « Wat vraagt ge naar een’ diamant (zei men), wy hebben diamanten in menigte. Beschouw slechts! » — De Vreemdeling lachte en keerde te rug zonder verdere moeite te nemen. « Wat zou er toch zijn in een plaats, waar men glas en krystal voor edelgesteente neemt! » zei hy.

Men begon van de Nederlandsche letteren in Frankrijk en Duitschland te spreken. Feiths Julia werd vertaald, en niemand had lust om er meer van te weten.



 

V.
De Vos en de Hond.


De Kraan had den Hond ter maaltijd genoodigd, en de spijs kwam ter tafel in flesschen met lange halzen, waar in de Kraan den bek stekende, op haar gemak stond te eeten, terwijl zy haar’ gast uitloeg, die vruchtloos aan den mond der flesschen lekte, terwijl hy niet anders in ’t lijf kreeg, dan ’t geen zy