Pagina:Mengelingen Deel 3.pdf/75

Deze pagina is proefgelezen

— 73 —

Dag, dien dit ons kroost aanschouwen,
Licht, met u beleven zal;
Die het Godsrijk vast moet stellen
Op de wrakken van ’t Heelal.
Dag, die, na een rampvol leven,
Na de banden van het graf,
Ons en de onzen zal hereenen
Onder Jezus scepterstaf!
ô Hy koom, die dag der dagen!
Godlijk Heiland! ach, verschijn!
’k Zal in uw verwachting lijden,
En getroost in ’t lijden zijn.

Hamburg, 1795.
1795.



 

’t Geluk op aard.

Geluk is slechts een ijdel niet,
Waarna men vruchtloos tracht.
Men ziet, of waant wel dat men ’t ziet,
Maar dwaasheid, zoo men ’t wacht!

Het toont zich met een flikkerlicht,
Dat ijlings weêr verdwijnt;
En wemelt voor ’t verrukt gezicht,
Terwijl zich ’t hart verpijnt.

Het schijnbeeld, dat zijn wezen maakt,
Heeft lichaam noch bestand :