Pagina:Mengelingen Deel 3.pdf/86

Deze pagina is proefgelezen

— 84 —

Ja, een rechtvaardig hoofd loomt duizenden te stade,
Wanneer uw grimmige arm de bliksemflitsen wet.
ô God, wat smeeken we U, wanneer we U voor hem smeeken,
Dan ’t geen uw menschenmin als eigen schuld erkent?
Zie ons, Weldadige! zie ons tranen leken!
Zijn zegen zij de prijs, het loon van onze ellend!
En, mogen we eene beê by deze bede voegen,
(Helaas! de menschlijkheid houdt altijd vast aan de aard!)
Schenk Schweickhardt, by die gunst, het dierbaar zielsgenoegen,
Dat Neêrland weêr herleve, en Nassau blijv’ gespaard!
Voor ons, van Ga beroofd en lieve huwlijksloten,
In onze ballingschap uw gasten aan zijn’ disch:
Ons offer zij dees wensch, uit reinen grond gesproten:
« ’t Vergelden blijve aan U, aan ons de erkentenis ! »

Londen,1796.



 

Op mijne afbeelding.

By mijn vertrek in ballingschap, door den kunstschilder HAUCK geschilderd.

Dus deed de hand van HAUCK my op zijn kunstdoek leven,
Wanneer ik jeugd en bloei, en ziels- en lichaamskracht,
Met wat de stervling op aarde dierbaarst acht,
Voor recht en Vaderland ten offer had gegeven,
En ballingschap mijn loon voor Trouw en Godvrucht was.
Beschouwer! zie my ’t oog door ’t geestuitputtend waken
Verfletst en uitgedoofd by de afgeteerde kaken,