Pagina:Mengelingen Deel 3.pdf/96

Deze pagina is proefgelezen

— XCIV —

het menschelijke leven moet leeren kennen. Zij houden de plaats van PRACTICALE, geene GRONDLEERSTELLINGEN. Maar de Jongeling herinnert zich zijne Fabelen zoo min als zijnen Catechismus, wanneer ze hem in zijne kindsheid verveeld hebben. En dit is wederom natuurlijk, daar het NUT dan verr’ van den LAST, het VERMAAK van het ONGENOEGEN verwijderd geweest is, en het laatste te lang zijne indrukken geoefend heeft, om door ’t flaauw genoegen eener bloot verstandelijke voldoening, die zich naauwlijks nog aanvangt te toonen, genoegzaam beloond of verduisterd te worden.

Maar het is de Ouderdom, die, rijk in ervaring, en arm in werkzaamheid, met genoegen te rug denkt, en, als op het einde van de reis des levens, ’t geen hy of toevallig vergaârd, of met schade en arbeid gekocht heeft, vermaak schept in uit te stallen of na te tellen. Hy benint de Ezopische Fabel, als de kern van voorvallen, reeds beleefd, en waarvan zijn hem ’t voordeel van kennis dat er in stak, of vernieuwt, of wellicht eerst leert uitpuren. Maar ook hy bemint de eenvoudigheid van het voorstel, het onopgesierde der beelding, en de kleenheid des besteks van dit schilderij; dewijl hy van kunst, praal, en pracht lang vermoeid en walgend, geene beschouwing meer lijden kan, die hem inspanning kost. Zie daar mijnen toestand ten minste. — Heb k ’t wel, of bedriege ik my, wanneer ik hier byvoege, dat de Fabeldichters alle oude lieden geweest zijn, of van die gesteldheid van geest, welke die des ouderdoms is, en die veeltijds het gevolg van verdrukking of ongeluk, somtijds ook van een natuurlijk en aangeboren kinderachtigheid is, welke den ouderdom altijd meer of minder verzelt? Men zegt niet te onrecht: Bis pueri, fenes. Maar deze tweede kindsheid heeft wijzigingen ontfangen, waardoor zy belang neemt in ’t gene der eerste kindsheid onverschillig moet zijn. — Voor oude lieden derhalven de Fabel! Hun geheele leven zal er den Commentarius over opleveren. Voor kinderen de Geschiedenis, welke hen de nuttige werkzaamheid van het leven beminnen doet!