Pagina:Mengelingen Deel 4.pdf/65

Deze pagina is proefgelezen

— 63 —

’k Moet, — en, uitgedreven balling, vreemd in eigen Vaderland,
Waar, waar berg ik u in de aarde, u, mijn hart, mijn ingewand!
Balling, ach! en zelfs geplonderd van mijn erflijk grafgesteent’,
Mag ik u geen rustplaats schenken by voorvaderlijk gebeent’.
Schokt niet, ouderlijke beenders, staat niet op om dezen smaad,
Zoo het stof van uwe kinders verre van uw stof vergaat!
Is uw grafkuil ons gesloten, ga, mijn teêrgeliefde kind,
Ga ter rust (ik zal u volgen) by uws vaders diersten vrind. —
Gy, die steeds voor mij een vader, een teêrhartig vader waart,[1]
En wiens oogen nog te sluiten voor mijn weêrkomst was bespaard,
Gy, ô Halsvrind, wien mijn voeten wagglend leiden naar uw graf,
Zie, zie op! een deel uws hartvriends daalt reeds in uw armen af.
ô Ontfange ’t met uw beenders haast het nietig overschot,
Als my ’t uur der rust zal dagen, dat bestemd is van mijn’ God!

Lieve Heiland, die ons leven en ons sterven hebt beproefd!
Die den mensch hebt aangetogen, en eens Engels troost behoefd!
Gy, gy hebt de kleine wichtjens van uw kniën niet belet,
Gy, gy zegende in uw armen dezen zegen van het bed!
Gy, gy hebt hem aangenomen tot uw eigendom en kroost!
Mijn Alexis, ja, was de uwe! Lieve Jezus, dit geeft troost.

Teedre Weêrhelft, wees gelaten! leg uw handen in mijn hand!
Vlechten we onzer beider armen om ons thands nog eenig pand.
Hy, hy is onze eerste zegen, hem vroeg de Almacht niet weêrom!
Hy getuigt ons van Gods liefde. — Kom, mijn levens leven, kom ! —
Biên wy Jezus d’ons ontrukte, schreiend, ja, maar willig aan!
Hem als hemeling te groeten, ô verdient dat niet een’ traan?
Hem, na ’t doorgeworsteld leven, met geheel een Englen stoet,
Uit uw’ zuivren schoot geboren, voortgesproten uit mijn bloed,

  1. Dr. J. Verschuur, kort te voren hier in Leyden overleden.