mans ezel. Uw buurman klaagt ook, en zegt dat ik altyd sprak over uw ezels. Kompensatie. De ezels-zelf hebben niet geklaagd, die goeie stomme dieren.
26.. «Ge spreekt veel over uzelf. . .
— Ja. Ik wil oprecht wezen.
27.. «Ge spreekt veel over uzelf. . .
— Ja. Ik ben m’n laatste liefde. Ik had lang en veel en vurig bemind voor die liefde geboren werd. Maar nu ze ’r eenmaal is. . .en de laatste. . .
28.. «Ge spreekt veel over uzelf. . .
— Ja. Als ’t u verveelt. . .wie belet u my te verruilen voor ’n Aglaia? Wat verhindert u ’n abonnement te nemen op: Het leven, de lotgevallen en de bedryven van de familie Kappelman, verguld op-snee?
28a.. «Ge spreekt veel over uzelf. . .
— Ja. Zoodra Gy doet wat Havelaar deed, en wat de ryke jongeling in Mattheus XIX niet deed, zal ik over U spreken.
29.. Er zyn meer muggen dan wespen, meer kappellui dan droogstoppels.
30.. By ’t beschouwen van een kunstwerk, by ’t schatten eener uitstekende daad, by ’t beoordeelen van een uitgedrukte gedachte, leg ik myzelf altyd de vraag voor: wat is er omgegaan in de ziel des kunstenaars, van den held, van den wysgeer, om dat ideaal te scheppen, om tot die daad te besluiten, om die gedachte voorttebrengen en ze vorm te geven als denkbeeld? Dat is: ik vraag hoe de ziel bevrucht werd? Welke toestanden ze doorliep by dracht en verlossing?
Welnu, de geschiedenis eener groote conceptie roept me altyd den tekst toe: met smart zult ge kinderen baren! (57.)
Als ’n graankorrel spreken kon, zou ze klagen dat er smart ligt in ’t ontkiemen.
Helden, artisten en wysgeeren zullen my begrypen en de klacht van die graankorrel verstaan.
31.. Aan den uitgever. Dit laatste heb ik gezegd om lezers te lokken. Gy bekomt zeker veel abonnees op de Ideen, wanneer men zoo’n abonnement kan gebruiken als brevet van helden-